Terwijl ik op mijn beurt wacht hoor ik hoe de mensen voor mij proberen de man bij wie ze afrekenen uit te leggen waar ze precies wonen. Ja, in de buurt van het station, maar niet op de hoek van de twee straten die de man die hun geld in ontvangst genomen heeft noemt. Ze wonen recht tegenover het stationswinkeltje. ‘We kunnen het precies zien als iemand voor de trein springt.’ Ze zijn al zeven keer getuige geweest.
Het zegt de man niets. Hij komt er nooit. ‘Ik heb niet zoveel met stations’. In mei is het alweer drie jaar geleden dat zijn jongste zoon daar voor de trein sprong. Hij zegt het zo dat niemand zich ongemakkelijk hoeft te voelen.
Leave a Reply