‘Een literaire fietsroute door Laren-Blaricum! Ik moet er een beetje om lachen, maar trekt u zich daar maar niets van aan […] Als geheel beschouwd, is er van het Laren-Blaricum dat ik gekend heb niets over. De Brink, de katholieke en de protestantse kerk, hotel Hamdorff, een aantal oude boerderijen zijn er nog wel en kunnen als oriëntatiepunten dienen, maar van de sfeer die het dorp ooit aantrekkelijk maakte voor vrijgevochten geesten van allerlei slag rest niets.
Fritzi Harmsen van der Beek en haar kring van kunstbroeders en -zusters op Jagtlust is vermoedelijk de laatste nazaat van dat vroegere Laren geweest.’
Het is nauwelijks een aanbeveling te noemen voor de fietsroute die de stichting Laren Literair langs huizen van schrijvers die in Laren en Blaricum woonden en werkten heeft uitgezet. En toch durft die stichting het aan om Literair fietsen: langs schrijvers van Laren en Blaricum met deze woorden van Frida Vogels – geschreven te Bologna op 28 maart 2010 – te beginnen.
Frida Vogels – schrijfster van De harde kern (drie delen, waarvan één uitsluitend met gedichten) en houdster van een dagboek, en Henriëtte Fagel in Bij nader inzien van J.J. Voskuil – woonde van 1938 tot1946 in Laren (op twee verschillende adressen).
Met de literaire fietsroute wil de stichting Literair Laren duidelijk maken dat Laren en Blaricum niet schilders trok. ‘Aan de schrijvers en dichters is nooit veel aandacht besteed. Laren heeft nu eenmaal het Singer Museum, en daardoor dekt men tegenwoordig dat schilderkunst hier het enige is geweest. Maar juist de schrijvers hebben veel bijgedragen aan het cultureel hoge niveau van wat er niet alleen in kleine kring, maar met name ook in hotel Hamdorff werd geboden’, schrijft samenstelster Margriet de Koning Gans.
Voor de ontwikkeling van Laren en Blaricum als schrijverskolonie was de familie Roland Holst van groot belang. Nadat een schilderend lid van de familie zich in1903 inLaren vestigde, volgden anderen. ‘Doordat hun jongere neef, de dichter Adriaan Roland Holst in1909 inBlaricum ging wonen, zijn hier ook een paar generaties schrijvers naartoe gekomen. De schrijvers en dichters trokken weer andere kunstenaars en intellectuelen aan, zoals toneelspelers, musici, filosofen, een wereldberoemd wiskundige en kunsthistorici. En zo kwam het vliegwiel in bewegen dat Laren in korte tijd tot een internationaal artistiek en intellectueel centrum heeft gemaakt.’
En wie woonden er dan zoal? Henriette Roland Holst, Augusta de Wit, Nico van Suchtelen, Annie Salomons, Carrie van Bruggen, Adriaan Roland Holst, Jan Greshoff, J.C. Bloem, Martinus en Netty Nijhoff, Victor E. van Vriesland, A.M. de Jong, A.D. Hildebrand, Jaap Harten, Jan en Annie Romein-Verschoor, Berthe Meijer, Maarten Toonder, Gabriël Smit, A. Alberts, Adriaan van Dis en dus Frida Vogels en de door haar genoemde Fritzi ten Harmsen van der Beek.
Als Frida Vogels Onze huizen waren nooit van ons schrijft – het staat in De harde kern, 3 en als datum van maken staat 18/1/1972 – is ze al heel lang weg uit Laren en woont ze ook niet meer in Nederland. Maar wie weet gaat dit gedicht ook over de huizen aan de Tafelbergstraat en de Drift, al gaat het gedicht over meer dan huizen alleen:
Onze huizen waren nooit van ons.
Andere mensen kwamen er binnen, die we niet weren konden.
We sloten de deur en stoften hem goed af.
Nu zouden we niemand meer binnenlaten.
Het was tevergeefs we bezaten geen macht.
Ze kwamen en mengden zich in ons leven.
Dit en dat, beslisten ze, moesten we anders doen.
Ons schamend, volhardden we in onze gewoonten.
Leave a Reply