Voordat Geerten Meijsing in zijn stukje De Grand Tour: in de ban van Italië – eerst verschenen in Stucwerk (2001) en daarna als Grand Tour in Stukwerk: enigszins filosofische essays (2006), een boek waarover ophef ontstond vanwege de te grote gelijkenis met Stucwerk terwijl de schrijver voor Stukwerk steun [lees: geld] ontvangen had van het Fonds voor de Letteren – uitlegt wat een Grand Tour is:
‘Maar het was voor elke telg die een behoorlijke opvoeding had genoten de bekroning van die opvoeding om een lange reis naar Italië te maken. Adellijke kinderen en jongelui van de gegoede burgerij deden dat om een beetje aan de kunst en aan de vrijheid te ruiken voor ze hun reguliere leven zouden beginnen; en kunstenaars, met minder middelen, om de klassieke voorbeelden, die ze op de academie naar het gips en de kopergravures hadden gekonterfeit, in het echt te aanschouwen. Zo ging dat en zo gaat dat nog steeds door.’
en verslag dat van zijn eigen Grand Tour door Italië, deelt hij een sneer uit richting een collega – in Stucwerk blijft die collega anoniem, in Stukwerk plakt hij een niet flatterend portret in de tekst – die door Nederland trekt om handtekeningen uit te delen:
‘Een aantal jaar geleden viel een stijlvol uitgevershuis van Nederlandse literatuur enigszins uit de toon doordat het een promotieronde met signeersessies van een gevierd auteur aankondigde als ‘de Grand Tour van x’. Vervolgens werd een rijtje met plaatsen opgesomd waar we deze schrijver om een handtekening konden vragen: Hilversum, Doetinchem, Sittard, et cetera. Het was ongetwijfeld een opvallende reclamecampagne, maar het heeft mij toen geschokt omdat het de uiterste devaluatie betekende van zo’n nobel begrip. Wat moesten wij ons bij deze Grand Tour voorstellen? Dat de auteur in een Spaanse karos, getrokken door zestien witte paarden door de lage landen toerde, wuivend met een witte handschoen, en begeleid door een cortège van sokophouders en persmuskieten? Dit was toch gewoon een aquisitieronde van een handelsreiziger door de provincie die zijn waren aan de man probeerde te brengen.’
Als Geerten Meijsing zich in wielertermen zou uitdrukken, zou hij wat de gevierde auteur doet/wordt aangedaan als een rondje om de kerk betitelen – een rondje dat ze in Vlaanderen kermiskoers noemen. Maar wielrennen is geen leven.
Dus ook rondes met een grotere diameter, waardoor de omtrek automatisch langer wordt – neem een Giro (d’Italia), Tour (de France) of Vuelta (Ciclista a España)- zullen in zijn ogen geen genade vinden. Er gaat voor Geerten Meijsing niets boven een Grand Tour, de Grand Tour, zijn Grand Tour.
Hij is al net als die anderen die kiezen voor het Frans als iets ‘sjiek en zinnelijk’ moet klinken.
‘Soms maak ik nog een Petit Tour naar Nederland, bezoek Amsterdam met vreemde ogen, vergaap mij aan de Zuiderzeestadjes, ben van Friesland gaan houden, kom graag in Groningen, en voor mijn beroep zelfs in plaatsen als Hilversum, Doetinchem en Sittard – plaatsen waar ik nooit van droomde en nooit over dromen zal.’
Alsof de Ronde van Nederland niet bestaat. Nou ja, die bestaat ook niet meer. Die heet tegenwoord Eneco Tour.
Leave a Reply