Toen ik op Teletekst de volgende kop voorbij zag komen ‘Graantekort dreigt in Egypte’ moest ik aan de zeven magere en zeven vette jaren denken, en aan de plagen waarmee God Egypte strafte toen Farao zijn volk niet wilde laten gaan.
Ik zag het al helemaal voor me hoe ik dit stukje zou aankleden. Ik zou uit het Kleutervertelboek voor de Bijbelse geschiedenis van Anne de Vries – met tekeningen van Tjeerd Bottema – zinnen citeren en die verweven met passages uit de hoofdstukken 9 en 10 van het Bijbelboek Exodus over de zevende plaag – hagel – en de achtste – sprinkhanen. Ik had beide boeken al open op mijn schrijftafel liggen. De zinnen waren al gemarkeerd.
Maar eerst wilde ik dat bericht nog even helemaal lezen. En zocht ik er naar op internet zodat ik het kon knipplakken in dit stukje. Ik tikte de trefwoorden ‘graanoogst’ en ‘Egypte’ in en vond dit:
‘Egypte gaat dit jaar mogelijk een goede graanoogst tegemoet. Naar verwachting kan Egypte 70 procent van de benodigde hoeveelheid zelf produceren, waardoor het land veel minder hoeft in te voeren. Dat heeft premier Hisham Kandil vandaag gezegd.
Egypte importeert normaal ongeveer 10 miljoen ton graan per jaar. Nu hoeft het waarschijnlijk maar 4 tot 5 miljoen ton te importeren. “We zijn dit jaar naar verwachting voor 65 tot 70 procent zelfvoorzienend”, aldus Kandil.
Sinds de politieke onrust ruim twee jaar geleden begon, blijven buitenlandse toeristen en investeerders weg en teert het land in op zijn reserves aan buitenlandse valuta om de importen te betalen.’
Dit bericht in De morgen van 27 april jl. was niet waar ik naar op zoek was. Ik kon dit bericht niet rijmen met de kop van dat andere bericht. In april nog een goede oogst in het verschiet, in juli een dreigend graantekort. Hoe zou dat zitten.
Uit andere bronnen – waaronder de FAO en persbureau Reuters – blijkt dat de noodzaak om minder graan te importeren vanwege de politiek instabiele situatie groter is dan de verwachting dat het goed zal komen met de oogst.
Die informatie verschafte mij voldoende achtergrond om het bericht op pagina 129 van Teletekst op waarde te schatten:
‘De VN-organisatie voor voedsel FAO waarschuwt voor een dreigend tekort aan graan in Egypte. De FAO reageert op een verklaring van de Egyptische minister van Voedselzaken. Minister Ouda zei dat er nog maar voor twee maanden graan is om de bevolking van Egypte te voeden.
Egypte is de grootste graanimporteur ter wereld. Van Egyptisch graan kan geen goed brood gemaakt worden. Daarom wordt het vermengd met buitenlands graan.
Ouda liet doorschemeren dat er van alles is misgegaan onder de regering van Morsi. De afgelopen vier maanden zou helemaal geen graan zijn ingevoerd omdat er geen geld meer voor zou zijn.’
Ik zette de Bijbel en het Kleutervertelboek terug in de kast en haalde daar Hamburgers in het paradijs: voedsel in tijden van schaarste en overvloed van Louise O. Fresco uit. Louise Fresco is heel deskundig als het over landbouw en voedsel gaat, ze werkte bij de FAO en haar boek is ook een soort bijbel.
Dit is wat Louise Fresco onder andere over brood in Egypte zegt:
‘Brood wordt in vele religieuze teksten genoemd en speelt een rol bij rituele feestdagen. In Egypte – in de Oudheid bekend als het land van de broodeters – behoorde brood bij de giften die aan priesters en goden werden geofferd. Aan de doden op hun reis naar het dodenrijk werd brood meegegeven. Tarwe, meel malen en broden bakken komen op allerlei Egyptische tempelschilderingen voor.’
‘Met de komst van de steden ontstond de noodzaak graan centraal op te slaan en de opslag te controleren – het oudtestamentische verhaal van Jozef in Egypte verwijst daarnaar. Het gerezen brood ontstond vanaf 4500 jaar geleden en wordt toegeschreven aan de klassieke Egyptische cultuur. Bakkers in de Nijldelta kenden uiteindelijk zo’n vijftig verschillende bereidingen van brood, biscuits en cake. In de periode van de farao’s werden lonen uitbetaald in brood en bier.’
Maar juist het rijzen van het brood is vandaag de dag het probleem. In de tarwe die in Egypte verbouwd wordt, zitten te weinig gluten.
‘De eerste wilde grassen in dat langzame proces van beschermen en aanplanten vanaf 12.000 jaar geleden zijn gedomesticeerd, zijn allemaal voorvaderen of nauwe verwanten van de tarwe (Triticum spp). Ondanks die verwantschap bestaat er een doorslaggevend verschil tussen tarwe en andere granen en wilde grassen. Alleen tarwe (en ook eenkoorn en spelt) bevat een dusdanige hoeveelheid gluten – elastische eiwitten – dat brood kan rijzen. Het glutengehalte kan driekwart of meer van het totale eiwitgehalte in het meel bedragen.’
‘Er bestaan twee botanisch, genetisch en chemisch verschillende typen tarwe die van belang zijn voor brood. Durumtarwe (Triticum turgidum sp durum) groeit in het klimaat rond de Middellandse Zee. Het bevat een hoog gehalte aan eiwit (15 procent) en gluten, maar heeft meestal lage opbrengsten. Durumtarwe is vooral in gebruik voor het maken van pasta (spaghetti en dergelijke), bulgur en couscous, maar er wordt ook brood van gebakken, zowel met als zonder gist. Het is goed aangepast aan het hete droge klimaat van het Middellandse Zeegebied. Zachte tarwe of broodtarwe (Triticum aestivum) komt vooral in gematigde en koele streken voor, van Noord- en Zuid-Amerika tot Noord-China, en is geschikt voor brood en zachte pasta als bami en mie. Broodtarwe vertegenwoordigt bijna 90 procent van het tarwearsenaal in de wereld. Pasta gemaakt van durumtarwe is veel beter bewaarbaar.’
Louise Fresco noemt brood ‘het gemaksvoedsel avant la lettre’, en dat is een van de verklaringen waarom het ook in Afrika veel gegeten wordt.
‘Die flexibiliteit maakt brood ook aantrekkelijk in het werelddeel waar je brood het minst verwacht: Afrika. Het is tegenwoordig niet ongebruikelijk om midden in tropisch Afrika mensen in de rij te zien staan voor een bakkerswinkel, wachtend op vers brood. Wie daar even over nadenkt, kan zich hierover alleen verbazen. Tarwe wordt immers in Afrika weinig verbouwd en kent er geen eigen traditie, met uitzondering van Ethiopië en de hooglanden van koloniaal Oost-Afrika, waar het door de Engelsen werd geïntroduceerd. Kleine hoeveelheden tarwe en brood kwamen weliswaar al vanaf de negende eeuw vanuit het Middellandse Zeegebied naar Afrika, via handelsroutes door de Sahara of langs de oostelijke en westelijke kusten, maar deze waren in eerste instantie bedoeld voor gemeenschappen van Arabische handelaren.’
Ze plaatst echter wel kritische kanttekeningen bij de ‘graanpolitiek’ van het westen:
‘Toch zou het nog tot in de jaren zestig van de vorige eeuw duren voordat brood zich breder in Afrika verspreidde, mede als gevolg van de agressieve exportpolitiek van de Verenigde Staten en Europa. Als gevolg van de dalende prijzen van tarwe op de wereldmarkt kon Afrika lange tijd goedkoop tarwe inkopen. Dit vormde een makkelijke maar uiteraard kortzichtige oplossing voor regeringen om tekorten in de productie van lokale granen op te vangen, speciaal in stedelijke gebieden. Kunstmatige wisselkoersen hielde de prijs van tarwe lange tijd laag; subsidies op brood en tarwe bevorderden de consumptie en importen. De uitgebreide voedselhulp aan Afrika, waarbij ook brood en tarwe werden uitgedeeld, deed de rest. Het gevolg is dat brood nu basisvoedsel is in heel Afrika, terwijl de productie beperkt is (tarwe kan alleen in koelere, hoger gelegen gebieden verbouwd worden) en de landbouwopbrengsten laag blijven. Import in plaats van productie, subsidie op brood of gratis brood in plaats van investeringen in armoedebestrijding – het is vaak een gevaarlijke koers geweest.’
De geschiedenis bevat repeterende elementen. Het is derhalve wat kortzichtig om de schuld van de disbalans tussen de eigen graanopbrengsten en de noodzaak tot importeren alleen in de schoenen te schuiven van de inmiddels afgezette president Morsi.
Hagel en sprinkhanen – de zevende en achtste Bijbelse plaag – doen een oogst mislukken. De gevolgen van politiek ingrijpen in het consumptiepatroon van een land zijn veel ingrijpender, die zijn ook op de lange termijn nog van invloed. De FAO maakt regelmatig de stand van een land op. Zo staat Egypte er volgens de FAO nu voor.
Op 30 oktober is Louise O. Fresco te gast bij de Stichting Literaire Activiteiten Zwolle. Ik (her)lees met het oog op een interview haar werk.
Leave a Reply