Wanneer is een wielrenner een eenzame fietser? Is iemand die ontsnapt is uit het peloton en voorop rijdt met 1.57 voorsprong op de rest eenzaam? En iemand die met 5.43 de tête de la course vormt? Is iemand die tussen de kopgroep en het peloton fietst eenzaam? En maakt het dan uit of hij/zij gelost is uit de kopgroep of in zijn/haar eentje probeert die kopgroep alsnog te bereiken? Is iemand die helemaal achteraan fietst en de degenen met wie hij/zij net nog in de bus zat steeds kleiner ziet worden eenzaam?
Vandaag zijn ze in de Tour de France allemaal even eenzaam, want vandaag racen ze tegen de klok en is de tijd hun enige tegenstander. Emprum – Chorges, dat is 32 kilometer. Eenzaam maar niet alleen, dat is de snelste tot nu toe, die voor het oog van de camera moet wachten en af moet wachten of zijn positie bedreigd wordt.
Boudewijn de Groot is niet de enige die over een eenzame fietser schreef – ‘Hoe sterk is de eenzame fietser die kromgebogen over het stuur tegen de wind zichzelf een weg baant’. Ook Sir Arthur Conan Doyle deed dat. In zijn verhaal The Adventure of the solitary Cyclist (1903) wil Miss Violet Smith weten wie toch die man is die haar volgt op een afgelegen landweggetje. Sherlock Holmes zoekt het uit, en his dear Watson doet het ondersteunende denkwerk, al blijft hij volgens Sherlock Holmes ernstig in gebreke.
‘From the years 1894 to 1901 inclusive, Mr. Sherlock Holmes was a very busy man. It is safe to say that there was no public case of any difficulty in which he was not consulted during those eight years, and there were hundreds of private cases, some of them of the most intricate and extraordinary character, in which he played a prominent part. Many startling successes and a few unavoidable failures were the outcome of this long period of continuous work. As I have preserved very full notes of all these cases, and was myself personally engaged in many of them, it may be imagined that it is no easy task to know which I should select to lay before the public. I shall, however, preserve my former rule, and give the preference to those cases which derive their interest not so much from the brutality of the crime as from the ingenuity and dramatic quality of the solution. For this reason I will now lay before the reader the facts connected with Miss Violet Smith, the solitary cyclist of Charlington, and the curious sequel of our investigation, which culminated in unexpected tragedy. It is true that the circumstance did not admit of any striking illustration of those powers for which my friend was famous, but there were some points about the case which made it stand out in those long records of crime from which I gather the material for these little narratives.’
En dan begint Watson te vertellen en laat hij blijken dat Sherlock Holmes oog heeft voor details en er plezier in schept een ander versteld te doen staan met wat hij al weet door alleen maar goed te kijken, terwijl die ander niet eens in gaten heeft dat hij/zij in de gaten gehouden wordt.
In The Adventure of the solitary Cyclist laat Holmes de dame die zijn hulp inroept in de waan dat hij maar weinig tijd heeft om haar van dienst te zijn. Hij stuurt haar terug naar waar ze vandaan komt en vraagt haar op haar hoede te zijn en hem verslag uit te brengen van al wat haar opvalt.
Om daarna zelf af te reizen naar Farnham om ter plekke polshoogte te kunnen nemen, en om te controleren of de vrouw die zich belaagd voelt zijn vertrouwen en inspanningen wel waard is.
Hij maakt er tegenover Watson geen geheim van dat de zaak hem niet bijzonder interesseert:
‘I confess that I had not up to now taken a very serious view of the case, which had seemed to me rather grotesque and bizarre than dangerous. That a man should lie in wait for and follow a very handsome woman is no unheard-of thing, and if he has so little audacity that he not only dared not address her, but even fled from her approach, he was not a very formidable assailant.’
Maar Watson weet beter. Hoe onbeduidend en doorsnee een situatie ook lijkt, Sherlock Holmes verzaakt nooit. Hij zal ook nu het motief blootleggen en de dader ontmaskeren.
Als dat gedaan is, is het aan Watson om het verhaal dat over zijn dramatische hoogtepunt heen is naar een bevredigend einde te schrijven.
‘In the whirl of our incessant activity, it has often been difficult for me, as the reader has probably observed, to round off my narratives, and to give those final details which the curious might expect. Each case has been the prelude to another, and the crisis once over, the actors have passed for ever out of our busy lives.’
Eerlijk gezegd is dat niet mijn probleem. Ik hoef niet te weten hoe lang en gelukkig personages nog leven als het verhaal eenmaal uit is.
Dat geobserveer en gededuceer hoeft voor mij niet zo. Als ik heel eerlijk ben, kan de plot me gestolen worden. Ik vind dat pseudo-meta-geschrijf waarin het ongenoegen over het spelen van de tweede viool doorklinkt veel leuker.
Detectives zijn aan mij eigenlijk niet besteed. Misschien wel omdat ik niet multi-taskend kan lezen. Ik kan niet tegelijk de logica van het verhaal waarderen, de bruikbaarheid van met een zekere terloopsheid gestrooide details inschatten en accepteren dat de schrijver zijn personages uiteindelijk van informatie voorziet waarover de lezer niet kan beschikken.
Detectives vragen een andere vorm van actief lezen dan die waar ik behagen in schep. Daarom kijk ik ze liever, als ik ze al kijk.
Leave a Reply