Gepakt, dat lijkt me nogal mild uitgedrukt. Dacht ik toen ik kennis nam van de titel van het meest recente boek van Mart Smeets. Genaaid. Ik had gedacht dat hij zich zo zou voelen. Maar ja, ook als dat zo is, dan zet je dat natuurlijk niet op het omslag van een boek dat moet gaan verkopen. Inmiddels heb ik Gepakt uit en denk ik dat Gepakt de titel is die de lading dekt.
Hoewel Mart Smeets de commotie rondom zijn persoon na de bekentenis van Lance Armstrong – die grootste onder de bedriegers – niet onbenoemd laat is Gepakt geen genadeloos zelfonderzoek. In zijn nieuwste boek getuigt Mart Smeets nog steeds van zijn liefde voor het wielrennen, en brengt hij een tweedeling aan. Hij opent zijn boek met mensen die volgens hem staan voor het ‘schone wielrennen’. In het tweede deel gaat het over bedriegen en bedrogen worden. Om te laten zien dat hij ook dat soort verhalen geschreven heeft.
Het meest opmerkelijke stuk in dat tweede deel vind ik De primeur van VSD. ‘Iedere Tour weer, meestal in het begin van de derde week, komt een Franse krant, tijdschrift of roddelblad met dopingnieuws. Vaak zijn dat schoten voor de boeg en zelden goed gedocumenteerde artikelen. Het zijn verhaaltjes in de geruchtensfeer die het meestal van de opmaak moeten hebben: sensatie zoekt immers altijd het laagste punt’, zo begint dat stuk, waarvan ik niet weet of het al eerder ergens in stond of dat het met de vijf pagina’s die het telt tot de langere stukken behoort die speciaal voor Gepakt geschreven zijn (hier val ik door de mand: ik lees Mart Smeets graag, maar meestal komt het er pas van als zijn stukken gebundeld zijn).
Het artikel in VSD nr. 1769 van Pauline Grand d’Esnon gaat over het meten van spierkracht van wielrenners, een methode ontwikkeld door Antoine Vayer, een voormalig wielertrainer. Zodra dat wattage boven de 410 komt te liggen zou sprake van een bovenmenselijke inspanning. Toen Vayer zijn bevindingen voorlegde aan wetenschappers betrokken bij het tegengaan van doping in de sport werden zijn conclusies als interessant, maar niet wetenschappelijk bewezen afgedaan.
‘Ik zat op mijn kamertje in een Frans hotel en schreef deze gegevens op. Wat kon ik hier verder nog mee? Moest ik proberen die Vayer te traceren en laten uitleggen wat hij en zijn techneuten bedacht hadden? Ik twijfelde. Precies zoals ik toentertijd bij dat piepkleine berichtje over TVM had gedaan. Moest ik wel ingaan op zo’n gerucht? Wie kon ik bellen? Waren er collega’s die hier meer van wisten?’
Tijdens het ontbijt ontfermt zijn vrouw zich over de krant, Smeets krijgt het stuk pas weken naar de Tour weer onder ogen: ‘Verdorie! Wat moest ik er nu mee? Niemand in het wereldje had dit verhaal opgepikt. Moest ik dan alsnog de Nederlandse Don Quichot gaan spelen.’
Het berichtje over TVM betrof de vondst van ampullen epo in de TVM-vrachtwagen. Daar maakte Mart Smeets wel werk van. Hij confronteerde ploegleider Cees Priem er mee en die kon niet anders dan toegeven. In De primeur van VSD zegt Mart Smeets er dit over: ‘Wat daarna allemaal gebeurde met Priem, met TVM en alle betrokkenen is ook bekend; het was bepaald niet verheffend en het verhaal sleepte zich maanden voort. Het zou later van grote invloed zijn op de levens van velen binnen die wielerploeg. De bron was dus dat kleine, lullige stukje in een niet al te serieuze krant. De uitkomst: gigantisch, stofopwaaiend, sensationeel zelfs.’
In het laatste stuk in Gepakt – Tot slot… trekt Smeets het liegen en bedriegen breder (ook de kerk, de vleesindustrie, topmannen van multinationals doen het: liegen is gemeengoed geworden). En de houding van beschuldigden bij confrontatie met de media wijkt in de sectoren niet af van hoe er in het wielrennen wordt gereageerd: ‘Ik heb van de wielerwereld, en in iets mindere mate van de rest van de topsport, geleerd dat de volgorde dient te zijn: ontkennen, liegen, volhouden, nogmaals ontkennen, desnoods tot je erbij neervalt, en pas als het écht niet anders meer kan moet je maar toegeven en dan met het excuus “dat iedereen het deed”.
Smeets zegt in Tot slot… – en niet alleen daar – niet dat hij het niet heeft geweten, maar wel dat hij niet genoeg wist om wat hij wel wist hard te kunnen maken. Wat de journalistiek uiteindelijk niet lukte – het deksel van de omerta openduwen – lukte in Amerika de federale ondervragers wel. Ook in Europa zijn het niet de journalisten die het verschil maakten en renners tot het vertellen van de waarheid konden bewegen (op enkele uitzonderingen na), maar commissies met meer autoriteit waar al dan niet onder ede verklaringen moesten en konden worden afgelegd.
Mart Smeets worstelt. Meer dan uit Gepakt bleek dat de afgelopen drie weken tijdens De avondetappe. Vooral in de eerste week ging het er hard aan toe, toen David Walsh verhaal kwam halen nadat vooral Bert Wagendorp zich in dat programma in uitermate kritische bewoordingen over hem had uitgelaten.
Het d-woord was tijdens een uitzending waarin Joop Zoetemelk en Jan Janssen te gast waren taboe. Het nieuwe wielrennen – ‘wielrennen2.0’ – verdient het niet om met argwaan bekeken te worden was hun door Jan Janssen verwoorde boodschap.
Wielrennen is ‘wielrennen2.0’geworden. Er zijn maatregelen genomen om te voorkomen dat er op net zo grote schaal en net zo georganiseerd doping gebruikt kan worden als in het (recente) verleden. Wielrenners hebben de kans gehad hun zonden op te biechten en schoon schip te maken, zodat ze na het uitzitten van een schorsing weer aan het werk kunnen.
En toch blijft het wantrouwen. Dat Nederland dit jaar in de ban van de Tour was, was niet vanwege het zelfreinigend vermogen van de sport (overigens: in de laatste vier edities van de Tour testte maar één renner positief), maar kwam door de prestaties van Bau en Lau – Bauke Mollema en Laurens ten Dam die het lang spannend wisten te houden (en vlak ook de wederopgestane Wout Poels die uit en de tegen beter weten in altijd tot een ontsnapping bereid zijnde Johnny Hoogeland. En die twee jonge jongens – Danny van Poppel en Tom Dumoulin – die het onverwacht goed deden). Dankzij deze mannen kon het vooral over de koers gaan.
Maar natuurlijk moest er over doping gepraat worden. Doen alsof er niets gebeurd is, was geen optie en zonder voorbehoud enthousiast zijn was er niet bij. En dat betekende dat met name Christopher Froome het moest ontgelden – niet voor niets zei hij in het geel op het podium in Parijs: ‘This is one yellow jersey that will stand the test of time’. De dienstdoende wielerjournalisten wilden niet nogmaals het verwijt krijgen te bewonderend en naïef te zijn geweest. Zij willen zich nu al indekken voor het geval ooit zal blijken dat Froome zijn overmacht deels te danken heeft aan nu nog niet traceerbare ongeoorloofde hulpmiddelen. Kwestie van overcompensatie?
De vraag is wat er met de wielerjournalistiek moet gebeuren om een faire herstart mogelijk te maken. Om te voorkomen dat journalisten – verslaggevers, commentatoren, analytici, columnisten – tot in lengte van jaren achtervolgd worden door hun eigen haperende handelen en – in de verdediging gedrongen – dingen blijven zeggen als: ‘Ik ben voorgelogen’, zoals Mart Smeets een aantal keren deed (en ik twijfel er niet aan dat hij daar goede redenen voor heeft) of ‘schone wielrenners’ ten onrechte blijven verdenken.
Ook wielersportjournalisten zouden de kans moeten krijgen om zich voor een ‘waarheidscommissie’ uit te spreken over hun eigen handelen, over dat van hun collega’s en over de taak en rol van de sportjournalistiek als geheel. Het hart luchten- zo nodig spijt betuigen – en opnieuw beginnen. Met de kennis van nu, maar zonder om te zien in wrok.
Leave a Reply