Omdat de conducteur mijn kaartje wil knippen, leg ik wat ik aan het lezen ben even opzij. Ik zie het oog van de conducteur op het boek vallen. Dat is niet zo raar. Ik lees Italië op het spoor: een hilarisch portret van een land in beweging van Tim Parks (vertaald door C.M.L. Kisling). Het lijkt de conducteur een mooi boek en dat zegt hij ook. Ik probeer hem uit te leggen wat voor boek het is en vind dat ik daarin tekort schiet.
Tien bladzijden later lees ik dat ook Tim Parks er niet in slaagt om zijn gezelschap overtuigend uit te leggen waar hij mee bezig is:
‘ “Het is geen boek over Italië gezien vanuit een treinraampje,” corrigeerde ik. “Geen reisboek. En het is ook eigenlijk geen boek over treinen.”
“Wat dan?”
Ik besefte dat het misschien gemakkelijker was geweest om mijn vegetarisme uit te leggen.
“Nou, ik ben van mening dat een cultuur, een systeem van…”, ik aarzelde, “van communicatie, zo je wilt…” – ze bekeken me met het spottende scepticisme waarmee je naar buitenlandse professoren kijkt – “zichzelf manifesteert in alles wat de mensen van die cultuur doen. Toch?” ‘
Tim Parks woont en werkt al dertig jaar in Italië. Italië op het spoor is niet zijn eerste poging om zijn adoptieland – zo noemt hij het zelf – al schrijvend te doorgronden en te portretteren. In Italiaanse buren richtte hij zich op hoe het in Italië hoort – cappucchino drink je alleen tussen acht en half elf in de ochtend, bijvoorbeeld. In Een seizoen met Hellas Verona mengt hij zich onder de supporters van de voetbalclub in de stad waar hij woont en reist met hen Italië door om ook uitwedstrijden te zien.
In Italië op het spoor, dat wat mij betreft ten onrechte de ondertitel Een hilarisch portret van een land in beweging kreeg – er valt weinig te lachen, en in beweging is Italië ook niet echt – zet Tim Parks een onderzoek voort dat hij zoals blijkt uit zijn voorwoord jaren geleden startte – ‘ik bedacht dat als iemand Italië wilde begrijpen, hij weleens kon beginnen met te begrijpen hoe het kaartjessysteem werkt, of te luisteren naar de perronmededelingen op Venezia Santa Lucia of Roma Termini, naar de vreemde klemtoon die op sommige namen wordt gelegd, naar de onhandige volgorde waarin de informatie wordt aangeboden’ – en waarvan hij in 2005 al een voorproefje publiceerde in het tijdschrift Granta. Daar waar hij zeven jaar later de draad weer oppakt, verandert het verhaal van intensiteit.
In het eerste deel van Italië op het spoor reist Parks voornamelijk met de forensentrein – de snelle en de langzame – die ook hem van en naar zijn werk brengt. Voor wie hier regelmatig tussen ‘levende doden’ de tijd die het kost om van a in b te komen (en weer terug: in het geval van Parks gaat het om het traject Verona-Milaan v.v.) zinvol probeert te besteden, zal veel van wat Tim Parks kenmerkend acht voor het reizen in Italiaanse regionale treinen bekend voorkomen: kaartjes kopen onder de druk van een weldra vertrekkende trein, en dan ook nog voordringers moeten dulden; de onmogelijkheid om in stilte te werken of te lezen, vanwege overlast of om een praatje verlegen zittende medereizigers; het uitblijven van informatie; de wendingen die de mededelingen via de luidsprekers nemen; verbindingen die ook zonder vertraging niet op elkaar aansluiten.
In dit eerste deel – De trein van de levende doden – komt de bedoeling van de schrijver het best uit de verf. Waarschijnlijk omdat hij uit ervaring spreekt en zijn waarnemingen niet meteen schrijfstof werden.
In het tweede deel – Eersteklas, hoge snelheid – staat de sociale gelaagdheid in Italië centraal. De opkomst van kaartautomaten waar uitsluitend met creditcards betaald kan worden en de hoge tarieven op de trajecten waar steeds vaker alleen nog maar snelle treinen rijden, leidt tot een strikte scheiding van eerste- en tweedeklasburgers. Voor de lagere klassen is comfortabel reizen per trein niet langer weggelegd.
Meer dan in het eerste deel van het boek uit Tim Parks hier zijn eigen frustraties (over de eersteklas die ondanks de verplichting tot reserveren vaak zo vol is dat hij toch moet staan; conducteurs die geen genoegen nemen met digitale kaartjes en een geprinte versie eisen terwijl dat niet verplicht is).
In het derde deel gaat Tim Parks op vakantie Naar het einde van het land. Hij reist naar het zuiden, het arme, ondergeschoven deel van Italië. Hoewel hij ook hier teleurstellingen moet incasseren en de logica soms ver te zoeken is – waarom wordt er een complete trein ingescheept op de veerboot naar Sicilië, maar gaat de bus niet mee? – zijn de verbindingen in het zuiden over het algemeen beter dan verwacht, het reisgezelschap van oorsprong internationaler en is er veel bezienswaardig. Het spijt Parks dat hij dat deel van het land nu pas echt leert kennen: ‘Toen ik op de perrons in Brindisi, Lecce, Tarente een paar van die scènes gadesloeg, voelde ik plotseling dat het een schande was dat ik van mijn dertig jaar in Italië zo weinig tijd in het zuiden had doorgebracht.’
Hoewel Italië op het spoor een onderhoudend boek is en het veel zegt over hoe het er in Italië aan toe gaat (en Parks zeker een relatie legt tussen het wezen van de Italiaan en de manier waarop hij/zij zich verhoudt tot de spoorwegen), slaagt Tim Parks niet volledig in zijn opzet.
In zijn keuze van de trajecten is hij – ondanks de veelsoortigheid van de verbindingen – subjectief selectief en veel van zijn observaties en conclusies zijn niet exclusief van toepassing op Italië. Hoe cultuur en communicatie zich manifesteren in/de manifestatie zijn van wat mensen doen: Tim Parks raakt verstrikt in oorzaak en gevolg.
Ook in andere landen waar ‘de spoorwegen’ nauw gelieerd zijn aan de staat zijn (of dat van oorsprong waren, want in veel gevallen is privatisering een administratieve handeling die de situatie niet wezenlijk verandert), ontbreekt de noodzaak om zakelijk te denken en te handelen. Dat vriendjespolitiek en corruptie in Italië weliger tieren dan in andere landen is wellicht waar, maar de vraag is of dat van doorslaggevend belang is bij het leggen van de link tussen hoe het op het spoor geregeld is en de Italiaanse volksaard.
Dat het boek niet aus einem Guss geschreven is, wreekt zich. Na het eerste deel is Tim Parks geen buitenstaander meer, maar een participerende observator. Hij is dan al een stuk verder ingeburgerd. Dat gaat ten koste van de scherpte van de blik.
In het derde deel verlegt hij zijn focus nog meer naar de ervaring van het reizen en verblijven zelf.
Dat kijken naar reizen met het openbaar vervoer in het algemeen en met de trein in het bijzonder inzicht kan geven in een maatschappij staat voor mij overigens niet ter discussie. De manier waarop mensen de publieke ruimte die de trein is gebruiken, zegt bijvoorbeeld veel over het veranderen van waarden en normen. Net voordat ik aan Italië op het spoor begon, las ik een artikel over de trein als badkamer, waar stoppels geschoren en nagels geknipt of gelakt worden. Minstens zo herkenbaar als de voorvallen en de fundamentele manco’s die Tim Parks beschrijft. In die zin is het spoor absoluut een culturele graadmeter.
Naar aanleiding van het verschijnen van Italië op het spoor stelde Hans Steketee Tim Parks een aantal vragen. De antwoorden staat in de NRC van 5 juli jl. (waarin zijn boek als reisboek wordt geafficheerd). Een van de vragen had betrekking op de Fyra: ‘Het is moeilijk te begrijpen wat er fout gegaan is rond de Fyra, want dezelfde lui maken snelle treinen voor Italië die het prima doen. Het beste is om met ze te blijven praten en beloven dat je méér treinen koopt als ze deze alsnog kunnen laten werken. Dat is de enige manier, want als je al betaald hebt ben je kansloos. Je kunt ze natuurlijk voor de rechter slepen, maar uiteindelijk wordt er geschikt.’
De belofte méér treinen te kopen, dat lijkt op de manier de afhandeling van een order voor een nieuwe ferry waarover ik in Italië op het spoor las: ‘In elk geval was het nieuwe schip nu klaar voor gebruik, maar de arbeiders van de scheepswerf weigerden het te water te laten tot ze de garantie kregen dat ze daarna niet meteen weer ontslagen zouden worden. De meest voor de hand liggende oplossing voor de RFI dus zijn om weer negenenveertig miljoen te besteden aan een volgend schip.’
In de ogen van de autochtonen is Tim Parks na dertig jaar nog steeds geen Italiaan, maar voor wie van buitenaf naar Italië kijkt heeft hij onmiskenbaar Italiaanse trekjes.
Stef says
Leuke en langverwachte opvolger van Italiaanse buren en Italiaanse opvoeding! Met hilarische observaties van Italianen en hun manier van doen. Als collega auteur kan ik bevestigen dat het allemaal klopt. Onbegrijpelijk zijn de vele spelfouten in de Italiaanse woorden die in het originele Engelse boek nota bene wel goed geschreven waren!