Op zoek naar beelden die matchen met mijn herinnering, vond ik een filmpje. Van Joachim Fuchsberger – bijnaam: Blackie – wist ik dat hij sportverslaggever was, maar in mijn herinnering was hij toch vooral showmaster.
Wat hij als inleiding op de beelden van de bijeenkomst in het Olympisch Stadion in München waarin de slachtoffers herdacht werden die omkwamen bij de actie tegen Israëlische atleten vertelt – namelijk dat hij op het moment dat hij naar zijn commentaarpositie niet weet of de Spelen wel of niet door zullen gaan – sluit wel aan bij de onwerkelijkheid van de situatie die ik mijn herinner.
Herinneren is een groot woord. Ik was negen tijdens de Spelen in München. Het waren de eerste Spelen die ik min of meer bewust meemaakte. We woonden in Duitsland – weliswaar in een Nederlandse enclave – en in de winter voorafgaand aan de Zomerspelen had ik in Beieren zomaar aan de voet van een onvoorstelbaar hoge springschans in Garmisch-Partenkirchen gestaan, die tijdens andere Spelen dienst gedaan had. Het hielp om te doen doordringen dat Olympische Spelen iets bijzonders waren.
Van de sport herinner ik me niets. Ik zou geen winnaar kunnen noemen zonder naslawerken te raadplegen.
Schimmige beelden van gemaskerde mannen op een balkon. Opwinding en verontwaardiging. Een stemmige bijeenkomst in het stadion. Herinneringen in zwart-wit.
Joachim Fuchsberger wist op het moment dat hij aan het werk ging niet of de Spelen door zouden gaan. Voor hem had het wel of niet doorgaan natuurlijk een andere betekenis dan voor mij. Dat het een duivels dilemma was, begreep ik geloof ik wel.
De Spelen gingen door. ‘The Games must go on’, verklaarde IOC-voorzitter Avery Brundage. En dus gingen ze door. Ook daar herinner ik me niets van.
Dat ook sport politiek is, daarvan ben ik me dan misschien dus met terugwerkende kracht wel vanaf die Olympische Spelen in München van bewust.
Hoeveel uur sport ik in mijn leven gekeken heb, weet ik niet. Het overtreft het aantal uren dat ik zelf actief sportte zeker en vast. Daar waren veel memorabele momenten bij. En ontluisterende. Toch koos ik voor dit fragment. Omdat het alles, maar uiteindelijk helemaal niets met sport te maken heeft.
De dood van elf Israëlische sporters en officials was geen reden om te zwichten voor geweld en de eisen van terroristen. Dat is beleid. Nog steeds. Net zoals de Tour de France op niemand wacht.
Het kind dat ik in 1972 was, was waarschijnlijk opgelucht dat de Spelen doorgingen. Tegenwoordig weet ik niet altijd zeker of het voldoende is dat afzonderlijke landen en individuele sporters een statement maken. Sport is vermaak. Sport is gezond. Sport is passie. Sport is overtuiging. Maar sport is ook een manier om druk uit te oefenen. Sport ís politiek (en het toewijzen van evenementen ook).
Leave a Reply