‘The best is yet to come’. Zelfs Johan Simons, ervaren en gelauwerd, heeft de definitieve waarheid nog niet gevonden. Leid ik af uit het gesprek dat ontstaat naar aanleiding van het voorlaatste fragment in Zomergasten – een scène uit de Zomergastfilm Hundstage. ‘Er moet nog iets zijn’. En dus zoekt hij voort, waarbij hij vanwege zijn leeftijd steeds meer risico’s neemt. Wat heeft iemand van 67 nog te verliezen. ‘Je zit dichter bij de dood dan bij je geboorte. Daar moet je als kunstenaar gebruik van maken’, heeft hij heel veel eerder al gezegd. Maar als het tegen het einde van Zomergasten over de dood gaat – ‘de dood, daar zie ik erg tegenop’ – lijkt zijn harde werken ook een vlucht voor de confrontatie met de dood te zijn. ‘Zolang ik maar in een repetitielokaal ben, ben ik veilig.’
Volbracht is het dus nog niet. Anders dan Reinbert de Leeuw die met het dirigeren van Schönbergs Gurrelieder het onmogelijke al realiseerde.
Johan Simons balanceert. Hij wilde – vroeger bij Hollandia – en wil voorstellingen maken voor mensen die niet gewend zijn om naar voorstellingen te gaan, maar zonder een elite heeft schoppen tegen de macht – na de boerenstukken en de Griekse tragedies is nu macht (en zij die de macht hebben) zijn centrale thema – zinloos. ‘Ik wil dat er een elite is. Ik wil in discussie met de elite over wat er fout is.’ Zegt hij als het naar aanleiding van twee interviewfragmenten met Pier Paolo Pasolini gaat over provoceren en steeds dichter bij de waarheid komen.
Via kunst kan dat. Kunst is niet alleen ‘onherroepelijk ultiem. Kunst zweeft boven ons, daar kun je soms heel gelukkig van worden’, maar kunst kan doordat zij boven de cultuur hangt objectief oordelen. Daarom vindt Johan Simons ook dat kunst gesubsidieerd moet blijven. Alleen zo kan kunst onafhankelijk zijn en haar functie vervullen.
In Duitsland – Johan Simons is intendant van de Münchner Kammerspiele – heeft de kunst formeel ook die positie. ‘In Duitsland heb je een polemische cultuur. Niet iedereen is het met je eens. Het theater vervult een rol in het aanzetten tot nadenken.’
Zegt hij als hij heeft laten zien hoe een trouwe bezoeker van de opera haar verontwaardiging uitspreekt over de voorstelling Wolf van Alain Platel – ‘hij durft nog meer dan ik voor de onvolkomenheid te kiezen’. En later naar aanleiding dirigent Ricardo Muti die zich na Het Slavenkoor uit de opera Nabucco van Giuseppe Verdi rechtstreeks tot het publiek richt – wetende dat Silvio Berlusconi in de zaal zit – om te waarschuwen voor de gevolgen van de afbraak van de kunst op wat Italië in de toekomst zal voorstellen: ‘Mijn benoeming is een politieke benoeming. Het theater huist in de stad, dat het subsidie krijgt staat vast. Ik ben de voorbijganger. Het is mijn opdracht om gedurende de vijf jaar dat ik intendant ben met de keuze van stukken tot nadenken aan te zetten.’ Simons hoeft zich in die Angebotkultur aan smaak en voorkeur van het publiek niets aan te trekken, maar hij luistert natuurlijk wel.
Dat het koor tijdens het collectief meegezongen Slavenkoor in tranen uitbarst heeft volgens Simons alles te maken met ‘het niet meer serieus nemen van de kunst’ door de politiek waartegen Muti waarschuwt, en de steun die het massaal meezingen voor zijn standpunt is. Waarna hij de houding van voormalig staatssecretaris Halbe Zijlstra hekelt, die zonder blikken of blozen zei: ‘Ik ben blij dat ik geen verstand van kunst heb, dan kan ik makkelijker snijden’. Dat getuigt volgens Johan Simons van een groot gebrek aan respect. ‘Zijn uitspraak past een staatssecretaris niet. Ook als moet bezuinigen heb je de plicht om dat serieus te doen.’ Volgens Simons heeft Halbe Zijlstra kunst verdacht gemaakt en is door zijn handelen het fijnmazige landschap, waarin de productiehuizen als plaatsen waar geëxperimenteerd kon worden, in Nederland kapot. ‘Kunst is in Nederland geen factor van belang.’
Johan Simons balanceert. Want, wil Wilfried de Jong weten, wat is er nu hij zelf een gewaardeerd theaterregisseur is een welgestelde burger is nog over van zijn commitment aan het platteland en kleine gemeenschappen. ‘Ik kom er vandaan en keer er steeds terug, in München mis ik het Nederlandse rivierenlandschap.
In kleine gemeenschappen is alles. Het is het hele leven, gecondenseerd. Ik streef in mijn werk naar kaalheid. Zoals Hollandse landschapsschilders met het introduceren van een lage horizon hun doeken niet meer helemaal vol schilderden.’
Dat zegt hij nadat hij heeft laten zien hoe in Belovy de realiteit van de mensen op het Russische platteland tot kunst verheven is. ‘De mensen zijn authentiek, maar de manier waarop het opgenomen is – waardig, met veel respect – is kunst. Als je goed werk maakt, gaat het om dat draaipunt: is het kunst of is het realiteit?’
In feite is dat ook de vraag die fotograaf Jeff Wall beantwoordt met zijn werk waarin het herscheppen van wat hij gezien heeft centraal staat. Jeff Wall: ‘Het lijkt op wat ik gezien heb, maar om het te zien moet je het herscheppen.’ Johan Simons over Jeff Wall: ‘Een van de grootste beeldend kunstenaar die ik ken. Hij legt eerst beelden met zijn ogen vast om die later geënsceneerd te fotograferen met behoud van levendigheid.’ Volgens Johan Simons omdat er toeval in het spel is: ‘Toeval is: op het juiste moment klikken, alsof het een snapshot is.’
Volgens Johan Simons doet Jeff Wall wat ook acteurs eigen is: pogen in het moment te zijn en alleen maar bezig zijn met waar je mee bezig bent zonder afgeleid te zijn en aan wat was en gaat komen te denken. In het moment zijn is ook wat Johan Simons zich voor deze Zomergasten heeft voorgenomen. En hij heeft nagedacht hoe hij het verhaal wil vertellen. Een verhaal dat van start ging met onvolmaaktheid en daarna uitwaaierde. Toch blijkt die onvolmaaktheid een stevig fundament.
Onvolmaaktheid is Johan Simons niet vreemd. Hij is kind van een vader met een hazenlip – vandaar het fragment uit Das Leben des schizofrener Dichters Alexander März (behalve dat hij schizofreen had März ook een hazenlip) . Zelf is hij zwaar dyslectisch – ‘vergeleken met mijn acteur ben ik een analfabeet, maar ik ben volstrekt gebiologeerd door taal, al moet ik er voor vechten om het goed te doen – en mist hij zijn rechter ringvinger.
Hij wekt de indruk dat hij een groot deel van zijn creativiteit niet alleen aan het geloof in een persoonlijke God – tussen zijn vierde en zijn twaalfde – te danken heeft, maar ook aan het compenseren en onvolkomenheden – zijn eigen en die van zijn vader. Sluitend is wat hij daarover vertelt echter niet en Wilfried de Jong vraagt – het programma is nog maar niet begonnen, te veel inzoomen met het risico op uitlopen is niet gewenst – onvoldoende door.
‘De schoonheid van het niet volmaakte interesseert me, ook in mijn werk. Ik zoek naar het imperfecte. In het imperfecte ligt menselijkheid. Mijn hart gaat sneller kloppen van het imperfecte; je gaat je meer afvragen.’
Tijdens repetities is Johan Simons geïnteresseerd in acteurs die lelijk repeteren. Wat is dat ‘lelijk repeteren’, vraagt Wilfried de Jong als de term een aantal keren gevallen is en ik me afvraag wat Johan Simons toch met ‘lelijk repeteren’ bedoelt. ‘Lelijk repeteren is komen met een slecht idee. Maar achter die lelijkheid kan ik weer zoeken naar wat een acteur helpt. Naar een diepere laag.’ Hoewel Wilfried de Jong zes weken geleden tijdens een repetitie een regisseur zag die actief luisterde en op het puntje van zijn stoel zat, is regisseren volgens Johan Simons ‘een acteur zijn gang laten gaan en vooral je mond houden. Ik zit achterover en kijk naar het werk dat ik doe.’
Lelijk repeteren, dat is/was de twee acteurs die hij tijdens Zomergasten laat zien wel toevertrouwd – Pierre Bokma (is) en Jeroen Willems (was) – goed. Van Pierre Bokma met wie hij nu werkt aan een zes uur durende Reis naar het einde van de nacht – met twee facultatieve pauzes: het publiek mag gaan, maar Pierre Bokma speelt door – zegt hij het tussen neus en lippen door. Want het fragment uit De uitverkorene heeft hij vooral gekozen om te laten zien hoe Pierre Bokma in de rol die hij speelt de pijn die hij lijdt naar binnen laat slaan en van het ene op het andere moment een kind kan laten ontstaan. Dat hij daarbij gebruik maakt van zijn eigen verdriet staat voor Johan Simons eigenlijk wel vast, al formuleert hij het met een voorbehoud, ‘maar ik zal een acteur nooit naar zijn privé vragen, maar ik heb het vermoeden dat hij er mee speelt’.
Grote acteurs herken je volgens Johan Simons aan hun wankele evenwicht. Dat liet hij aan het begin van Zomergasten al zien aan de hand van een fragment van Toon Hermans die stiltes van enige duur liet vallen. ‘Dat iemand dat durft, zich dat permitteert.’ Hermans maakte zich smal, waardoor hij kwetsbaar was. Peilt het publiek. ‘Het is een naar binnen en naar buiten gekeerd zijn. Reflecteren met jezelf. Dat is het kenmerk van een groot entertainer en/of spreker’. Waarna Simons het optreden van Barack Obama ontleedt, eveneens een groot spreker.
Allerminst een groot spreker is J.M. Coetzee, althans niet als hij geïnterviewd wordt. Simons koos een fragment uit Van de schoonheid en de troost, de VPRO-serie van Wim Kayzer. ‘Coetzee doceert Engelse literatuur wetenschap en leert zijn studenten zinnen langzaam te lezen en goed naar de woorden te kijken. Dat is precies zoals hij praat: doorpraten kan hij niet. Hij voelt de beperking van de taal en raakt daarvan op slot.’
Iets dergelijks – een gesprekspartner die niet tot praten bereid was – overkwam Johan Simons tijdens een ontmoeting met Michel Houellebecq. ‘Hij sprak helemaal niet.’ En dus probeerde Simons hem uit de tent te lokken door hem op zijn schouder te slaan en te suggereren dat hij met Elementaire deeltjes wel miljardair moest zijn geworden. ‘Als je zoiets overkomt, moet je iets provocerends doen.’
Wel een wankel evenwicht, maar geen groot spreker dus, Michel Houellebecq. Hoe anders was dat bij Jeroen Willems die wankelde terwijl hij ‘zowat ontplofte van het talent en wat hij van zichzelf vroeg’, en zo onzeker was dat hij het toneel opgeduwd moest worden. ‘Cultuur is entertainment en bij entertainment mag je de pijn in je leven vergeten en dan is er kunst en zijn er mensen die je confronteren met je pijn. Dat doet Jeroen Willems.’ Jeroen Willems die volgens Johan Simons in Nederland bekend, maar buiten Nederland beroemd was. ‘Hij was een ster die mensen op de banken kreeg. Mensen gingen naar het theater om hem te zien. Jeroen is een poëet, Pierre een romanschrijver. Elk woord krijgt bij hem waarde, die stem is weergaloos.’
Wat maakte Jeroen Willems zo goed? ‘Alles ging de diepte in. Jeroen was een hele oude ziel. Je kon het aanraken, maar toch ook weer niet.’
Johan Simons laat twee fragmenten met Jeroen Willems zien: La chute des dieux / De val van de goden – de Duitstalige theaterversie onder regie van Johan Simons van de film La caduta degli dei /The damned / Götterdämmerung van Luchino Visconti – gebaseerd op het dilemma van de familie Krups die niets te maken wilde hebben met Hitler, maar wel het familiekapitaal veilig moest stellen. Een verhaal over macht, waaruit bovendien blijkt dat vrouwen net zo schuldig zijn aan oorlog als mannen. De voorstelling betekende de internationale doorbraak van Hollandia – en Jojo uit de voorstelling over Jacques Brel.
Johan Simons balanceert en als het over Jeroen Willems gaat, krijgt hij het te kwaad. ‘Jeroen was als een zoon. Anders kan ik het niet zeggen.’
Wilfried de Jong laat na Jojo Johan Simons de keus. Nog even stil zijn. Doorgaan met Jimi Hendrix. Of Peter Sloterdijk laten zien. Het wordt Peter Sloterdijk in Kampf um den Menschen, naar aanleiding van Regels voor het mensenpark. De mens breekt met de evolutie. De mens past zich niet aan aan zijn omgeving, maar past de omgeving aan. Bovendien hoeft de mens geen genoegen te nemen met de mens zoals hij/zij is. Regels voor het mensenpark leidde tot commotie. ‘Als we mensen kunnen maken die beter zijn dan de huidige, waarom doen we dat dan niet’, dat is wat Sloterdijk zich afvraagt’ – en ook Houellebecq deed dat in Elementaire deeltjes.
Volgens Simons is het een onderwerp dat zich leent voor theater. ‘Je zoekt altijd naar voorstellingen waarbij mensen het na afloop niet hebben over het acteren, de regie of het decor, maar over de inhoud. Nadenken over hoe we ons moeten ontwikkelen is een heel theatraal onderwerp. Waarom zouden wij het eindpunt zijn? Wat moeten we aan onszelf veranderen om het leven beter te maken?’
Wilfried de Jong signaleert een tegenstrijdigheid. Want was Johan Simons geen voorstander van het onvolmaakte. Waarop Johan Simons volmondig toegeeft dat het paradoxaal is en dat hem enige inconsequentie niet ontzegd kan worden, en Wilfried de Jong uitnodigt dat vooral aan te kaarten.
Dat doet Wilfried de Jong niet consequent. Twee vragen komen steeds terug. Waarom wilde je dit laten zien? en Kun je dit nog wat verder uitleggen? Open vragen die de weg naar een volgende vraag plaveit. Die zelfgecreëerde kansen kopt Wilfried de Jong niet altijd in. Soms omdat hij niet in zijn volgende vraag lijkt te geloven, soms zit hij met zijn vraag het al ingezette verhaal – soms een vorig antwoord, soms een spontane uitweiding – van zijn gast in de weg. Maar het hyperbewuste dat na het fragment met Coetzee even dreigde – met het stellen van domme vragen en het geven van domme antwoorden als meest ongunstige uitkomst – bleef ook deze vierde aflevering van Zomergasten uit.
Of Wilfried de Jong zich als Zomergasten-presentator inhoudt (een goed voorbereide interviewer heeft meer paraat dan hij mag inzetten), daar ben ik nog niet uit.
Paul van de Wiel says
Weer een praktisch volledige en zeer heldere samenvatting die ik met plezier gelezen heb. Ik heb niet de mogelijkheid de uitzending meer dan 1 keer te zien maar jij neemt die tijd wel en daarmee verhoog de waarde van mijn kijkcijfers aanzienlijk. Dank
Paul van de Wiel says
Sorry: foutjes door IPad-voorspelling. U dient te lezen: verhoogt de waarde van mijn kijkttijd aanzienlijk.