Dat de krant lange tijd een meneer kon zijn, komt door meneren als J.L. Heldring en André Spoor die de krant bestierden. In die tijd was de krant niet alleen een meneer, maar ook koning. In de krant die koning was. ‘De dagbladjournalisten bepaalden wat er in de krant kwam te staan, want het was immers hun vak om dat te doen, soms zelfs hun roeping. De journalisten lieten zich niet inspireren door het publiek, zagen de lezer en de kijker niet als hun muze, maar selecteerden het nieuws en bepaalden de aanpak op grond van hun persoonlijke voorkeuren, die van hun collega’s en van de nieuwsbronnen met wie ze grote delen van de dag en de avond doorbrachten. Dat was vroeger’, schrijft media man Leon de Wolff in De krant was koning: publiekgerichte journalistiek en de toekomst van de media.
J.L. Heldring (1917-2013) en André Spoor (1931-2012) waren journalisten van dat slag. Erudiete mannen die met gezag spraken. En zwegen als ze ergens geen verstand van hadden:
‘Ik schrijf niet over dingen waar ik niets van weet. Dat doe ik niet, want dan val ik door de mand. Zo nu en dan heb ik wel over China als verschijnsel geschreven, hoewel ik de details niet ken. Over ontwikkelingshulp heb ik ooit mijn aarzelingen uitgesproken, hoewel het mij niet genoeg geboeid heeft om me erin te verdiepen. Toch vind ik het erg belangrijk, en het is een manco geweest dat ik er niet genoeg aandacht aan heb besteed. Er zijn nog meer manco’s: wat economie betreft ben ik een nul, qua natuurwetenschappen idem dito – daar schreef ik ook niet over. Natuurlijk besef ik hoe belangrijk die zaken zijn.
Het is goed dat je dat opbrengt, want er zullen ongetwijfeld mensen zijn die zich tijdens het lezen van dit boek afvragen waarom we niet over China hebben gesproken, of over India en Afrika. Ik kan daar geen gefundeerde dingen over zeggen.’
J.L. Heldring zegt dat tijdens wat door de plotselinge dood van André Spoor op 18 september 2012 het laatste van vier ochtendlange gesprekken tussen de beide voormalige hoofdredacteuren van NRC Handelsblad zal blijken te zijn.
De meneren kwamen op het idee voor Onze eeuw: J.L. Heldring en André Spoor in gesprek na het lezen van Unser Jahrhundert, waarin oud-bondskanselier Helmut Schmidt en de Duits-Amerikaanse historicus Fritz Stern hun eeuw doornamen.
In de gesprekken – die opgetekend en in goede banen geleid werden als Heldring en Spoor te ver dreigden af te dwalen door John Alexander Janssen – vertellen ze wat zij weten over de Koude Oorlog, de dekolonisatie en Europa.
Heldring is de analyticus. Spoor de anecdoticus. Heldring zorgt voor de grote, abstracte lijnen. Spoor voor namen en rugnummers. Zonder gebruik te maken van de kennis van nu kijken ze terug en zetten ze de feiten nog eens op een rij. Volledigheid is niet de bedoeling. Volledige objectiviteit ook niet.
Na het lezen van Onze eeuw: J.L. Heldring en André Spoor in gesprek wilde ik meteen meer weten over de Trumandoctrine en de Monroedoctrine. Want weer bevinden we ons in een situatie dat de Verenigde Staten van Amerika op het punt staan ergens in te grijpen, zonder de uitkomsten van onderzoek van de VN af te wachten.
Feiten zijn maar een deel van de historische werkelijkheid. Blijkt ook uit de gesprekken tussen J.L. Heldering en André Spoor.
Maar een paar keer hebben de heren het over de rol van de pers – ze zeggen pers, geen media – bij het kweken van meningen. André Spoor zegt daar in het laatste gesprek – dat wil zeggen op 20 augustus 2012:
‘Aanvankelijk bestaat er een neiging om te volgen wat de pers weergeeft, en hoe belangrijker de pers is geworden, des te groter de misverstanden. Vijftig procent van de Amerikaanse bevolking kijkt en luistert alleen maar naar zenders als Fox. Als je Fox aanzet, word je alleen maar misselijk. Alles hangt van onzin, verdraaiingen en leugens aan elkaar. Ik heb er dagelijks mee te maken’,
waarna hij vertelt hoe tijdens de wekelijkse telefoongesprekken met een familielid dat Amerikaan is geworden moet voorkomen dat het niet over politiek gaat, omdat anders al die ‘Foxverhalen’ worden opgedist.
J.L. Heldring zegt in hetzelfde gesprek als het gaat over het ontrafelen van de positie van Gorbatsjov en de tegenwerking die hij in eigen land kreeg:
‘Daarbij speelt ook een rol dat regeringen met meer overwegingen te maken hebben dan wij als journalisten achter het bureau misschien beseffen.’
Meneren waren het. Meneren met kennis van zaken én een air. Maar dat vergeef ik ze. Dat hoorde erbij. Daar waren ze meneren voor.
Leave a Reply