Voor de claustrofobische Serge Bromberg was het een groot geluk dat er nog iemand in de lift stond toen die het tussen twee verdiepingen in begaf. Een dubbel geluk eigenlijk. De vrouw die ook geen kant op kon, was de weduwe van regisseur Henri-Georges Clouzot. Tijdens het gesprek dat ontstond, vertelde zij hem over de nooit voltooide film L’Enfer, een film waar Clouzot zelf grote verwachtingen van had. Tijdens het draaien was er echter van alles misgegaan.
Het was de bedoeling dat Romy Schneider en Serge Reggiani in L’Enfer een pasgetrouwd stel zijn. Hij is ziekelijk jaloers (er is een vermeende minnaar, gespeeld door Jean-Claude Bercq), zij wordt ‘gek’ van zijn achterdocht. Wat Clouzot wilde was de jaloezie die paranoïde vormen aanneemt op onorthodoxe wijze verbeelden. Hij draaide de scènes waarin Marcel en Odette in hun dagelijkse doen gevolgd worden in zwart-wit. Kleur, optische effecten en het vervormen van beeld en geluid moesten de waanzin van Marcel benadrukken.
Het gesprek in de lift tussen Inez Clouzot en Serge Bromberg leidde uiteindelijk tot de documentaire Inferno. In Inferno monteren Serge Bromberg en Ruxandra Medrea het ruwe materiaal tot wat L’Enfer had moeten worden. Waar essentiële scènes ontbreken, laten zij die met het script in de hand naspelen door Bérénice Bejo en Jacques Gambin.
Daarnaast laten de documentairemakers veel van de mensen die in 1964 betrokken waren bij de film aan het woord. Daaruit blijkt hoeveel Henri-Georges Clouzot van zijn mensen en van zichzelf vroeg. Eén van de redenen waarom L’Enfer onvoltooid bleef, is het vertrek van Serge Reggiani (Jean-Louis Trintignant was zijn beoogde opvolger), die de nukken van Clouzot zat was. Een andere het ziek worden, dan wel uitgeput raken van Clouzot.
Inferno was een van de laatste films die ik zag in het Filmmuseum in het Vondelpark. Sonja Barend zat een paar stoelen verder.
Ik hou van studies en schetsen en kijk graag achter de schermen. Makers aan het werk zien. Zien waar hun bevlogenheid toe kan leiden.
Dat was één van de rode draden in de keuzes die ik gemaakt heb bij het kiezen van mijn fragmenten. Daar past Inferno bij (maar ik heb ook The Tango Lesson van Sally Potter overwogen. Daarin speelt zij zelf een filmregisseur die worstelt met het script van een ‘Hollywood-film’ over de Argentijnse tango. Eenmaal verlost van een gedwongen verblijf achter haar schrijftafel lukt het haar wel om een wervelend verhaal te verzinnen – wat heet, het ontspint zich vanzelf – waarin tegenstellingen leidend zijn (m vs v; Zuid-Amerikaans temperament vs de Angelsaksische cultuur;art house vs kaskraker).
Een ander terugkerend thema is mijn eigen ontwikkeling. Hoe ontwikkelde ik mijn voorkeuren, wie werden mijn favorieten. Hoe werd ik de televisiekijker en journalist die ik nu ben. Dan had mijn Zomergastenfilm zomaar After Life van Kore-Eda Hirokazu kunnen zijn (vanwege het thema: het kiezen van de meest memorabele herinnering, want alleen die mag mee in het hiernamaals). Of Un Barrage contre le Pacifique van Rithy Panh (vanwege Marguerite Duras – de film is gebaseerd op haar roman De dam tegen de Grote Oceaan – en Isabelle Huppert). Of Dog Tooth, waarin de Griekse regisseur Giorgos Lathimos laat zien hoe verknipt kinderen kunnen raken als zij in een volledig isolement worden opgevoed door ouders met dubieuze denkbeelden (ook over opvoeden).
Ik heb uiteindelijk voor Inferno gekozen.
Leave a Reply