‘Aan as is niet te zien wat er aan vooraf is gegaan. Foto’s zijn na verbranding niet terug te halen. Woorden niet. Geheime codes niet. Lichamen niet. Geen werkelijkheid valt nog te bewijzen, geen verwonding te verwijten. Wat aan as voorafging is voor altijd weg.’
De bovenstaande zinnen komen niet uit een rapport dat inzoomt op de as in een Roemeense kachel waarin misschien wel zeven of minder kunstwerken zijn verbrand. Het zijn zinnen uit de roman Verdwijnpunt van Fleur Bourgonje.
Het thema in de roman is ‘verdwijnen’, maar niet het romantische verdwijnen. Verdwijnpunt gaat over gedwongen verdwijnen. Gedwongen als in ‘uit de weg geruimd worden’, ‘onder de druk van de omstandigheden’, ‘meegesleurd worden door de elementen’.
Verdwenen zonder afscheid te nemen. Verdwenen zonder dat afscheid genomen kon worden.
Het meest indringend verdwenen zijn de mensen die het slachtoffer waren van de militaire dictatuur in Argentinië, waarover Fleur Bourgonje pijnlijk gedetailleerd schrijft. Zoals Claude Lanzmann in Shoah daders nauwkeurig liet vertellen hoe zij zich tijdens de Tweede Wereldoorlog schuldig maakten aan misdaden tegen de menselijkheid.
Een beeld dat te bekend en te gruwelijk is, doet hoofden omdraaien. Laat mensen wegkijken. Soms zijn woorden effectiever dan beelden.
Helena is uit een vliegtuig gegooid. De vrouw die door Fleur Bourgonje Vera Janacopoulos genoemd wordt is verdwenen en nooit gevonden. Die Vera – is zij dezelfde Vera als de Vera in het verhaal Het talent van Vera in de verhalenbundel De verstoring? – meent de hoofdpersoon in Verdwijnpunt te herkennen als zij kranten verbrandt omdat ze licht nodig heeft. Vera die as is geworden, maar misschien minder definitief verdwenen is als gedacht. Misschien koos haar man de woorden die hij koos – ‘ze is verdwenen, ze is niet gevonden’ – om haar te kunnen vergeten. Realiseert de hoofdpersoon zich jaren later, jaren te laat:
‘Pas nu, dertig jaar later, weet ik dat het doodverklaren en het verzwijgen soms de enige manieren zijn om te overleven. Om verder te kunnen leven, om door te kunnen lopen en je armen om een nieuwe liefde heen te kunnen slaan.’
Een oude man wacht op het moment dat hij zich – ergens – bij zijn vrouw kan voegen, die meegevoerd door een lawine van het ene op het andere moment uit zijn leven verdween.
‘De oude man leerde me geen haast te maken met het zoeken naar beelden en herinneringen, naar woorden voor het verhaal. Voetje voor voetje schuifelde hij iedere dag naar de plek vanwaar hij het beste uitzicht had op wat hem wachtte, de overkant, en daar bleef hij urenlang staan. Niet één keer heb ik hem een stop op de brug zien zetten, niet één keer steunde hij op de brugleuning terwijl hij toch vanwege de valwinden uit de Pyreneeën steeds meer steun nodig had. Starend naar iets of iemand achter de horizon of met zijn blik de nu eens trage dan weer snelle loop van de rivier volgend bracht hij me geduld bij.’
Er wordt in Verdwijnpunt nog veel meer verdwenen, maar aan het eind komen alle verhalen samen op het ouderlijk erf. De plek waarvandaan Fleur Bourgonje vertrok om de wereld in te trekken. Het erf dat het vertrekpunt was in haar debuutroman Spoorloos.
Ik herlees een deel van het oeuvre van Fleur Bourgonje omdat ik eind september met een aantal mensen over haar roman Labyrint praat. Labyrint gaat over een relatief onschuldige manier van verdwijnen, namelijk verdwalen.
Leave a Reply