Voor De Contrabas schreef ik deze zomer de serie Thuisblijfreizen: zeven stukken waarin ik reizen uit boeken koppel aan eigen reiservaringen en vakantieherinneringen. Het laatste stuk gaat over In Tangier van Mohamed Choukri. Maar eigenlijk gaat het over mijn leesgeschiedenis met Jane en Paul Bowles.
Toen ik het stuk zat te schrijven, stuitte ik in het boek Paul Bowles Fotografien op een foto die Paul Bowles maakte van een Marokkaanse herdersjongen. In het boek komt samensteller Simon Bischoff zowel in zijn inleiding als in het interview met Paul Bowles terug op die foto.
‘In der verlassenen Einöde van Tazenakht entstand die Fotografie eines Schaf- oder Ziegenhirten, der sich – wie Idris im erwähnten Roman La goutte d’or [De gouden druppel] von Michel Tournier – unter der Bedingung ablichten ließ, dass ihm Bowles später einen Abzug zuschicken würde. „Aber wie hätte ich ein Foto in die Wüste schicken können?“ fragt Bowles heute [1993, lw] nonchalant lachend und mit dem leichten Anflug von Sarkasmus, der so typisch für ihn ist, als ich ihm eine neue Vergrößerung dieser Aufnahme, die vor fast 30 Jahren entstand, präsentiere. Ist es nicht genau die Geschichte dieses Ziegenhirten, der hier nahmenlos ist, und dem Tournier zu einer Identität verhilft, und die Geschichte dieses Fotos, die in La goutte d’or erzählt wird?
In één van de gesprekken die Bischoff tussen 1989 en 1991 inTanger met Paul Bowles voert, vraagt hij Bowles: ‘Kennen Sie den Roman La goutte d’or von Michel Tournier?’
Dat boek kent hij niet, maar hij weet wel dat Tournier de schrijver is van onder andere Vrijdag of het andere eiland. Bowles wil weten waar De gouden druppel over gaat.
Simon Bischoff vat de roman zo samen: ‘Es ist die Geschichte von einer Französin, die ein Foto von einem Jungen in der Sahara macht und verspricht, es ihm zu schicken. Aber das Foto kommt natürlich nie an. Also verlässt der Junge die Sahara und geht nach Frankreich, um sein Bild zu suchen.. Die Idee ist gut!’
Waarop Paul Bowles zegt dat hij zich niet kan voorstellen dat iemand zoiets zou doen. In het midden latend wie niet.
In De gouden druppel van Michel Tournier maakt de vrouw ongevraagd een foto, ook al raadt de man die bij haar is haar aan om eerst toestemming te vragen. Als de jongen in de gaten krijgt dat hij gefotografeerd wordt, richt hij zich tot de fotografe:
‘Geef mij de foto.’
Het waren de eerste woorden die Idris sprak.
‘Hij wil zijn foto, dat is toch normaal? Bemoeide de man zich ermee. ‘Zo zie je, je zou altijd een instamatic bij je moeten hebben. Nu moet je dat arme joch teleurstellen.’
De vrouw had het toestel weer in de auto gelegd. Ze pakte er een met cellofaan omklede kaart uit. Ze kwam dichter bij Idris staan.
‘Dat kan niet, knul. Ik moet de film laten ontwikkelen en afdrukken. De foto waar jij op staat krijg je toegestuurd.’
Idris is allerminst gerustgesteld. ‘Toen de Landrover in een wolk van opdwarrelend stof wegreed, was Idris niet meer helemaal dezelfde. In Tabelbala was slechts één foto. Omdat, om te beginnen, oasebewoners te arm zijn om zich druk te maken over fotografie. En verder omdat deze Berberse moslims beducht zijn voor afbeeldingen. Ze kennen er kwade krachten aan toe; ze denken dat het boze oog er in zekere zin in wordt verstoffelijkt.’
Daarom gaat Idris uiteindelijk naar Frankrijk. Hij wil zijn ziel terug.
Tijden veranderen. Ook in Marokko. Dat blijkt uit Harlekino, of het boek van de twijfel van Tessa de Loo. Daarin trekken twee vrienden door Marokko op zoek naar de vader van één van hen. Ook zij komen een herder tegen.
‘Tegen een dode palm, die net onder de kruin was afgebroken, stond een jonge man met een strohoed geleund. Vanuit de schaduw die de rand van de hoed over zijn gezicht wierp, bekeken zijn glinsterende ogen de inzittenden van de Volvo. Toen verscheen er een brede, ontwapenende lach op zijn gezicht. Hij had een donkere huid, rasta-achtig lang haar en stralend witte tanden die de vallei leken te verlichten als een tweede zon. Bob Marley als geitenhoeder in de oprukkende woestijn van Marokko!
“Wacht!” Hassans hand ging al naar het portier voordat Saïd remde. “Het is onmogelijk geen foto van hem te maken!”
Ze stapten allemaal uit en strekten hun ledematen. Driss wuifde zich met zijn kalotje koelte toe.
Hassan stootte Omar aan. “Vraag of ik hem mag fotograferen.”
Omar nam de tijd voor een gemoedelijk onderonsje. De herder was duidelijk ingenomen met een beetje aanspraak. Nee, hij had geen enkel bezwaar tegen een foto. Hij poseerde gretig, als een volleerd model. Hij zou zo op een cd-hoes kunnen, dacht Saïd. Het fascinerendst was dat hij pure vreugde en vitaliteit uitstraalde, alsof hij het aanbeden middelpunt van een bruisende wereldstad was, in plaats van de hoeder van een stelletje armetierige geiten in een verlaten, kale vlakte aan de rand van de bewoonde wereld.
“‘Wat zou hij willen hebben in ruil voor de foto’s?” vroeg Hassan aan Omar.
Die vertaalde de vraag en de herder antwoordde glimlachend.
“Een flesje water,” zei Omar.
“Meer niet?”
Omar schudde zijn hoofd. “Alleen een flesje water.”
Het spreekt bijna voor zich dat de schrijfster de herder fotografeerde. Zoals zij hem beschrijft, zo ziet hij er uit. Dus zal hij dat flesje water wel gekregen hebben, bij wijze van tegenprestatie.
Paul van de Wiel says
Leerzaam stukje. Wij hebben 20 soorten drank in kast en koelkast en nog 6 soorten wijn in de kelder en toch leven we continu met een gevoel van onbehagen. De herder ls al gelukkig omdat ze een foto van hem maken en is tevreden met een flesje water. Maar die luistert zeker niet naar Radio 1!