Hij miste iets. Maar wat precies wist hij niet. Tot hij tot drie keer toe een door Arie Boomsma gekozen gedicht over de liefde overtroefde met een liefdesgedicht van eigen keuze. Toen wist Adriaan van Dis wat hij tijdens de algemene beschouwingen miste. Het ontbreekt de Nederlandse politici – in de Tweede Kamer en in vak K – aan poëzie.
Toen hij dát zei, moest ik denken aan wat ik een paar dagen geleden las in een beschouwend stuk van Louise O. Fresco. In Arrogantie – opgenomen in de bundel De ondraaglijke lichtheid van de vleermuis: essays en beschouwingen (1997) – vraagt Louise O. Fresco zich af of de Fransen wel zo arrogant zijn als Nederlanders vinden.
‘De vermeende arrogantie is allereerst een weerspiegeling van een cultuur waarin grote voorgangers en filosofische begrippen vanzelfsprekend zijn, en die haaks staat op de Nederlandse ‘doe maar gewoon’-houding. Verwijzing naar beroemde denkers vormt zowel een legitimering van de spreker, als een aanduiding van een vanzelfsprekende continuïteit. Uit de tijd dat ik deel uitmaakte van het wetenschappelijk bestuur van een groot Frans onderzoeksinstituut, kan ik mij menige bestuursvergadering herinneren die gelardeerd werd met citaten van Pascal of van Camus. In Wageningen zie ik nog niet zo snel mijn medebestuursleden instemmend knikken bij een verwijzing naar Menno ter Braak of Huizinga.’
Een beetje poëzie in de kamer kan inderdaad geen kwaad. Al zal het de pijn van nog meer minder niet verlichten.
Op 30 oktober is Louise O. Fresco te gast bij de Stichting Literaire Activiteiten Zwolle. Ik (her)lees met het oog op een interview haar werk.
Leave a Reply