Dat een merk dat onder andere soepen maakt, zijn waar aanprijst met de slogan Aan tafel! is geen toeval. ‘ “Aan tafel!” is de traditionele kreet waarmee westerse moeders hun spelende kinderen naar huis manen en hun krant lezende echtgenoten tot de orde roepen. “Aan tafel!”, want we gaan samen eten, nu, dus draal niet langer. De uitroep staat voor het belangrijkste moment van de dag, voor de bevestiging van het gezinsleven, voor de zorgende rol van de moeder en de autoriteit van de vader. Zo is het generaties gegaan, in Nederland en in vele landen’, zo staat het in Hamburgers in het paradijs: voedsel in tijden van schaarste en overvloed van Louise Fresco.
Zo gaat het niet helemaal meer, en zo ging het bij ons thuis ook niet. Wij aten aan tafel, maar het was mijn vader die zijn spelende kinderen met drie kortaffe kloppen op het raam, gevolgd door dat zo kenmerkende gebaar – het naar de mond brengen van een hand met daarin een onzichtbare vork of lepel – duidelijk maakte dat we gingen eten. O wee als wij niet onmiddellijk reageerden.
In wat Louise Fresco daarna zegt, kan ik me wel volledig vinden:
‘De tafel is een lieu de mémoire, een plaats van herinnering waar wij, al of niet dankzij het proustiaanse madeleinekoekje, ons bewust worden van wie wij zijn en met wie wij zijn. Aan tafel verbinden zich in elke maaltijd alle eerdere maaltijden, in een eindeloze reeks van herinneringen en associaties. De tafel is dé plaats waar familie samenkomt, het symbool van saamhorigheid, of juist het decor van familievetes en kindertragedies.’
Niet voor niets vroeg ik de schrijfster A.M. Homes tijdens een gesprek dat uiteindelijk tweeëntwintig minuten mocht duren naar de betekenis die zij hecht aan tafels. De tafels in haar werk waren met opgevallen. Zij was zich van die tafels niet bewust – althans, ze deed alsof.
Dat ik zo langzaam vorder in Hamburgers in het paradijs heeft alles te maken met herinneringen. Ik heb geen madeleinekoekjes nodig (toen ik de eerste keer een madeleinekoekje at, moest ik vooral aan Proust denken). Als ik over cassave lees, moet ik aan het kind dat ik was denken dat TamTam las, het kind dat zich langzaam begon te realiseren hoe groot de wereld is en hoe ongelijk verdeeld alles was. Als het woord rabarber valt, zie ik mijn tante Gerritje – of eigenlijk: mijn vaders tante Gerritje – kromgegroeid van eenzaamheid in haar dagelijkse kloffie door de tuin schuifelen op weg naar haar rabarberplanten. We mochten niet naar huis zonder rabarber. Thuis leerde mijn moeder mij rabarber eten. Als Louise Fresco schrijft over het sabbatsjaar dat je grond moet gunnen, denk ik aan de lupines die mijn vader één keer in de zoveel jaar in de tuin liet groeien.
Zo gaat dat nu al een heel boek lang. Niet op zoek en toch vinden. Heerlijk, die herinneringen aan een verloren tijd.
Paul van de Wiel says
En dan heb je nog het “Aan tafel!” In De wereld draait door waar een deel van de nationale discussie wordt gevoerd.