De teerling wordt te weinig geworpen
De democratie is David Van Reybrouck een zorg. In 2008 verscheen zijn pamflet Pleidooi voor populisme – bekroond met de Jan Hanlo Essayprijs – waarin hij de ondervertegenwoordiging van laaggeschoolden in parlementen ter discussie stelt. Hij relativeert het gevaar van populisme:
‘De angst voor het populisme is ongegrond wanneer het zich aan de principes van de democratie houdt. Dat betekent: onvoorwaardelijk respect voor het gelijkheidsbeginsel, de mensenrechten, de scheiding der machten en de rechtsstaat.’
Populistische partijen zijn immers (ook) de vertegenwoordigers van de laaggeschoolden die niet zelf hun stem in kamer en senaat (kunnen) laten horen.
In zijn essay Tegen verkiezingen neemt David Van Reybrouck een ander aspect van wat wel het democratisch bestel genoemd wordt onder de loep. De democratie heeft volgens hem een groot legitimiteitsprobleem nu steeds minder mensen bereid zijn hun ‘democratische plicht’ – het één keer in de zoveel tijd uitbrengen van hun stem – te vervullen. Van Reybrouck noemt dat het Democratisch Vermoeidheidssyndroom.
Bovendien wordt er volgens hem steeds minder efficiënt bestuurd, onder andere doordat politici – de parlementariërs en de bewindspersonen – te beducht zijn voor de resultaten van de volgende verkiezingen.
De analyse van David Van Reybrouck is gedegen. De opbouw van zijn betoog helder en consequent, en dan vat hij ook nog heel regelmatig samen. Hij beschrijft de symptomen en stelt diagnoses, zoekt naar de oorzaken en stelt maatregelen voor.
De kern van zijn betoog is dat verkiezingen in essentie geen democratisch middel zijn. Verkiezingen zijn nooit bedoeld geweest om het volk te laten spreken. Als revoluties leidden tot verkiezingen was dat omdat men de erfelijke aristocratie wilde vervangen door een gekozen aristocratie.
In Tegen verkiezingen spreekt David Van Reybrouck een duidelijk voorkeur uit voor het invoeren van loting: de meest directe vorm waarin burgers kunnen participeren. Door loting aangewezen ‘vertegenwoordigers’ die maar een beperkt mandaat – in tijd en topic – hebben, vertegenwoordigen het democratisch ideaal veel beter dan gekozen afgevaardigden.
‘Ik geloof dat de dramatische systeemcrisis van de democratie verholpen kan worden door loting een nieuwe kans te geven. Het gebruik van het lot is geen wondermiddel, geen perfect recept, net zomin als verkiezingen dat ooit waren, mar het kan wel een aantal euvels van het huidige systeem verhelpen. Loting is niet irrationeel, het is arationeel: een bewust neutrale procedure waarmee politieke kansen rechtvaardig verdeeld worden en onmin wordt vermeden. Het risico op corruptie wordt kleiner, de verkiezingskoorts zakt, de aandacht voor het gemene goed neemt toe. Gelote burgers hebben misschien niet de expertise van beroepspolitici, maar ze hebben iets anders: vrijheid. Ze hoeven immers niet gekozen of herkozen te worden.’
Aan de hand van literatuuronderzoek laat Van Reybrouck zien dat loting in verschillende varianten gedurende lange en kortere periodes in de geschiedenis – te beginnen het Athene ver voor het begin van onze jaartelling – bewezen heeft een doelmatig middel te zijn, zij het dat de schaal waarop gelote bestuurders opereren in alle gevallen beduidend kleiner is dan een land/staat. Besluiten genomen na deliberatieve beraadslagingen door gelote burgers blijken weloverwogen te zijn en door een brede ‘achterban’ gedragen.
Wat David Van Reybrouck in Tegen verkiezingen duidelijk maakt is dat bij loting veel minder toevallig is dan het woord doet vermoeden. De teerling werpen betekent niet je overgeven aan het lot.
Als leidraad bij het concretiseren van zijn eigen ideeën hanteert Van Reybrouck de blauwdruk van Terrill Bouricius, een Amerikaanse onderzoeker. Maar hij is ook schatplichtig aan Bernard Manin, James Madison en James Fishkin, die ieder op hun eigen manier dachten over en experimenteerden met de invoering van loting in bestuur en organisaties.
Van Reybrouck pleit voor het ontwikkelen van een bi-representatief stelsel:
‘een volksvertegenwoordiging die zowel door stemming als door loting tot stand wordt gebracht. Beide hebben immers hun kwaliteiten: de deskundigheid van beroepspolitici en de vrijheid van burgers die niet herkozen hoeven te worden.’
Op termijn is volgens Van Reybrouck een systeem met louter gelote representanten mogelijk.
Volgens Van Reybrouck is het raadzaam om met de invoering van een bi-representatief stelsel – stapsgewijs, niet alle vertegenwoordigende lichamen in een keer – te beginnen in een kleine lidstaat van de Europese Unie.
In het gloedvolle betoog van David Van Reybrouck zit wat mij betreft één zwak punt. In zijn enthousiasme wijst hij te gehaast mogelijke proeftuinen aan. Hij oppert eerst België – ‘zo kan België de politieke crisis van de afgelopen jaren aangrijpen om zijn democratie grondig te verjongen’ – maar laat meteen een aantal andere namen vallen.
Ik had graag eerst gelezen welke criteria de kans van slagen van een bi-representatief systeem vergroten, op dezelfde gedegen basis als de rest van Tegen verkiezingen.
jo says
Loting? Gaan we werkelijk weer eens een groots sociaal experiment opzetten? Het zal beslist anders uitpakken dan wat we nu hebben,maar waarin en voor wie zou het beter zijn, ? En voor wie en waarin slechter? Wie beheerst, om maar eens iets simpels te noemen, de loting als zodanig, en houdt daarbij de machtigen, inclusief zichzelf, van lotings-corrumpering af? De aangehaalde uitkomst van voorbeelden met de ‘gewenste werking’ zijn onderzoekstechnisch slechts uiterst specifieke incidenten, en voorspellen geen spat over massale toepassing in de praktijk. Fantasie is leuk, maar voordat er realisatie komt, is een gedegen ‘doorrekening’ van te voorziene gevaren tegenover de beloofde voordelen toch wel een eerste vereiste. En dan: Is de schrijver bij het schrijven van zijn boek in gezamelijk overleg met door loting aangewezen anderen tot zijn conclusies gekomen, en zo nee, waarom heeft hij van die participatie afgezien? Houdt zijn antwoord misschien al conclusies in over de werkelijke uitkomst van zijn voorstel: “Dit prachtidee geldt voor de anderen, maar uiteraard niet voor mijzelf”?