Gisteren werd herdacht dat Alfred Russel Wallace honderd jaar geleden stierf. Anders dan de naam van die andere man die zich met het ontstaan van soorten bezighield – Charles Darwin – klinkt die van Alfred Russel Wallace (bijna) alleen maar biologen bekend in de oren. Maar het was Alfred Russel Wallace die Charles Darwin dwong om zijn On the Origin of Species eerder te publiceren dan Darwin van plan was (als Darwin dat al van plan was).
Alfred Russel Wallace kwam onafhankelijk van Charles Darwin namelijk tot vergelijkbare conclusies over het evolueren van soorten. Darwin tijdens zijn reis op de Beagle. Alfred Russel Wallace tijdens zijn reis door het Maleise eilandenrijk (zo heet ook zijn bekendste boek). Het had ook zijn evolutietheorie kunnen zijn waar nu alom naar verwezen wordt.
In 1905 verscheen My Life. A Record in Events and Opinion, waarin Alfred Russel Wallace herinneringen ophaalt, en melding maakt van het verschijnen van On the Origin of Species van Charles Darwin. De volgende citaten komen uit de eerste twee hoofdstukken van de memoires van Alfred Russel Wallace, die verschenen in een klein boekje dat Charles Darwin Herinneringen heet (vertaald door Ruud Rook).
Op 1 september 1860 schrijft hij ineen brief aan zijn vriend George Silk:
‘Ik wilde je eigenlijk schrijven over zaken die de pen van een natuurvorser meer waardig zijn. Ik heb onlangs twee zeer belangwekkende boeken gelezen, die echter van heel verschillende aard zijn, en ik beveel lezing ervan ten zeerste aan als je nog ergens anders tijd voor hebt dan je werk en de politiek. Het zijn Histoire de la Prostitution van dr. Leon Dufour en Darwins Origin of Species.
(…)
Van het andere boek heb je wellicht gehoord en misschien heb je het al gelezen. Het is lectuur die niemand volledig op waarde zal kunnen schatten. Ik heb het vijf of zes keer gelezen, telkens met groeiende bewondering.
Het zal een even lang leven beschoren zijn als de Principia van Newton. Het laat zien dat de natuur, zoals ik al eerder tegen je heb opgemerkt, een studieobject is dat qua grandeur en onmetelijkheid voor geen ander onderdoet.’
Op 24 december 1860 schrijft het aan een ander – Henry Walter Bates – het volgende:
‘Ik weet niet hoe, of aan wie, ik mijn bewondering voor Darwins boek moet betuigen. Aan hem zou op vleierij lijken, aan anderen op het vergaren van eigen roem. Maar met hoeveel geduld ik ook aan dit onderwerp zou hebben gewerkt en zou hebben geëxperimenteerd, ik geloof oprecht dat ik nóóit de volledigheid, de enorme opeenstapeling van bewijsmateriaal, de overweldigende betoogtrant en de bewonderenswaardige toon en spiritualiteit van zijn boek zou hebben benaderd. Ik ben echt dankbaar dat het niet aan mij was om deze theorie wereldkundig te maken. Darwin heeft een nieuwe wetenschap en een nieuwe filosofie gecreëerd; en volgens mij is nooit eerder een dergelijke volledige toelichting op een nieuwe tak van kennis te danken geweest aan de arbeid en naspeuringen van één man. Nooit eerder is zo’n enorme hoeveelheid sterk uiteenlopende en tot dusverre onsamenhangende feiten in één systeem samengebracht en zodanig gerangschikt dat ze tot de formulering van zo’n grootste, nieuwe filosofie leidden.’
Voordat hij dit schrijft, heeft hij het in zijn memoires al over zijn eigen bevindingen gehad, bevindingen die hij vastlegde in het artikel over de ‘successie der soorten’. Hij liet Darwin er kennis van nemen.
‘Een brief van Darwin waarin hij verklaart het “bijna letterlijk” eens te zijn met mijn artikel, schonk me heel veel voldoening. Hij werkt thans aan zijn grote boek over “soorten en variëteiten”, waarvoor hij al twintig jaar materiaal verzamelt. Misschien bespaart hij me de moeite dat ik nog maar geschriften aan mijn hypothese moet wijden en toont hij aan dat er in de natuur geen verschil bestaat tussen de oorsprong van soorten en die van variëteiten. Of misschien maakt hij het me moeilijk door tot een andere slotsom te komen.’
Afred Russel Wallace was dan misschien wel blij dat Darwin de kolen uit het vuur gehaald had, maar hij wilde toch wel erkenning van zijn werk. Van Darwin, maar ook van andere vakgenoten, lees ik in weer aan andere brief, een brief naar huis, waarin hij het nogmaals heeft over de brief die hij van Darwin kreeg:
‘Ik heb brieven ontvangen van Mr. Darwin en dr. Hooker, twee van de meest eminente naturalisten van Engeland, die me zeer veel voldoening schonken. Ik heb Mr. Darwin een opstel gestuurd over een onderwerp waarover hij thans een dik boek schrijft. Hij heeft het voorgelegd aan dr. Hooker en sir Charles Lyell, die het zo goed vonden dat ze het bij de Linnæan Society hebben laten voorlezen. Hierdoor ben ik er zeker van dat deze twee eminente geleerden bij mijn terugkeer weten wie ik ben.’
Charles Lyell was één van de mensen die hem inspireerden:
‘Het schitterende werk van Lyell had me inzicht gegeven in de voornaamste aspecten van de successie van soorten in de tijd. Door een en ander naast elkaar te leggen zouden er, zo meende ik, enkele waardevolle conclusies kunnen worden getrokken. Derhalve zette ik mijn gegevens en ideeën op papier, en omdat het resultaat me van belang leek stuurde ik het stuk naar The Annals and Magazine of Natural Historiy, waarin het in de maand september (1855) werd gepubliceerd. De titel luidde “On the Law which has regulated the Introduction of New Species’, welke wet (aan het eind) aldus werd samengevat: “Elke soort is ontstaan, samenvallend zowel in ruimte als in tijd, met een reeds eerder bestaande, nauw verwante soort.” Dit verwees duidelijk naar een vorm van evolutie. Het impliceerde een wanneer en een waar in het voorkomen van evolutie. En dat dit alleen het geval kon zijn door natuurlijke generatie (…). Maar het hoe bleef een raadsel dat pas enkele jaren alter zou worden ontsluierd.’
Alfred Russel Wallace liet de eer – al dan niet van harte, want hij was behalve opgelucht wel degelijk ambitieus – aan Charles Darwin.
Er is tussen toen en nu niet zoveel veranderd in de wetenschap. De eerste zijn – Charles Darwin voelde de hete adem van Alfred Russel Wallace in zijn nek en publiceerde zijn bevindingen vervroegd om te voorkomen dat die ander hem voor was – is net als nu een race tegen de klok.
‘Haast is ook geboden om de concurrentie een stap voor te zijn. Wie in het wetenschappelijk bedrijf een ontdekking doet, zal alleen dan lauweren oogsten wanneer hij zijn vondst als eerste in een erkend tijdschrift weet te publiceren. De nummers twee, drie, vier en vijf, die het geboekte resultaat op eigen kracht bevestigen, steken de winnaar slechts de hoogte in’,
schrijft Frank Westerman in Stikvallei over de elkaar tegensprekende wetenschappers die zich naar een plaats des onheils in Kameroen haasten, waar in het Nyosdal heel veel mensen en dieren tegelijk waren omgekomen.
Leave a Reply