Fascinerend vind ik het tot nu toe (ik ben halverwege): Oprecht gelogen: autobiografische romans en autofictie in de Nederlandse literatuur na 1985 van Lut Missinne, hoogleraar moderne Nederlandse literatuur aan de Westfälische Wilhelms-Universität in Münster. Het is een boek vol nieuwe literatuurtheoretische inzichten over autofictie. Wat dat precies is, wie de term waarvoor gebruikte en hoe zij het zal gebruiken, omschrijft Lut Missinne heel precies in het eerste inleidende hoofdstuk:
‘Autofictie gebruik ik in de enge betekenis, voor een tekst waarin de identiteit van auteur en personage voor de lezer duidelijk is, mar waarbij de auteur bewust contradictoir werkende fictionaliseringstechnieken gebruikt.’
Waar het Lut Missinne in haar boek om gaat zijn ‘teksten die zich bevinden in de tussenruimte tussen het puur autobiografische en het puur fictionele, in die schemerzone die zo aantrekkelijk lijkt voor zowel auteurs als lezers. Het gaat om teksten die aansturen op een dubbele lectuur, fictioneel en autobiografisch tegelijk.’
Dat soort teksten ligt in de literatuur voor het oprapen. Ze zijn bovendien zeer geliefd. Steeds geliefder lijkt het wel. Ze lijken nieuwsgierigheid te bevredigen.
Behalve dat schrijvers spelletje spelen en de hand lichten met het autobiografische, zijn er ook lezers die een verhaal of roman autobiografisch lezen zonder dat dat de bedoeling van de schrijver is. Ook daar heeft Lut Missinne in haar inleiding oog voor:
‘Blijft de vraag hoe groot de vrijheid van de lezer is om een verhaal al dan niet autobiografisch te interpreteren, of anders geformuleerd: waardoor wordt het kader gevormd dat zijn lectuur stuurt?’
Andersom kan overigens ook. Toen ik Grip van Stephan Enter vlak na verschijnen las, kwam ik niet op het idee dat als een verhaal met autobiografische ingrediënten te lezen.
Maar juist die roman haalt Lut Missinne op bladzijde 10 van haar boek aan als een boek waarover ze het niet gaat hebben.
‘Oprecht gelogen gaat over die vormen van autobiografisch schrijven die zich in het grensgebied van feit en fictie ophouden. Het gaat dus niet over uitgesproken autobiografieën, zoals Een handvol achtergrond – Parang Sawat van Hella S. Haasse nog over romans, zoals bijvoorbeeld Grip van Stefan [Stephan, lw] Enter, die mogelijk eigen ervaringen van de auteur verwerken maar die een lezer niet noodzakelijk als autobiografisch zal lezen.’
Als ik dat lees, vraag ik me af waar Lut Missinne het vandaan haalt dat Grip van Stephan Enter wellicht autobiografische gegevens bevat. Waarom kiest zij uit al die romans en verhalen waarvoor hetzelfde opgaat juist zijn roman?
Op de site van Stephan Enter staat de tekst van een interview dat de schrijver voorafgaand aan het verschijnen van Grip gaf aan Merijn de Boer, schrijver & redacteur tijdschrift Tirade.
Een van de vragen is: Waarom koos u de Lofoten als decor voor uw roman?
En toen antwoordde Stephan Enter dit:
‘Ha – misschien wel omdat ik daar zelf een situatie heb meegemaakt die te vergelijken valt met een hachelijk voorval in Grip. Gelukkig besloot míjn medereiziger het hele sneeuwveld rollend op zijn buik en rug over te steken; een idioot gezicht maar het heeft hem misschien gered, want later ontdekten we dat die op het oog compacte sneeuw/ijsmassa net zo’n van binnen uitgehold karkas was als de beschreven plek in Grip. Voor mij is dat autobiografische brokje de initiatie geweest voor de scharnierscène met Paul en Lotte − zo gaan die dingen. Overigens vertoont ook de dramatische slotpassage in Wales sterke overeenkomst met iets dat mij daar zelf (bijna) overkwam.’
Ik ga Grip binnenkort herlezen en dat lezen zal van een andere orde zijn dan die eerste keer.
Op 20 november 2013 is Stephan Enter te gast bij de Stichting Literaire Activiteiten Zwolle.
Leave a Reply