Erik of het klein insectenboek van Godfried Bomans staat dit jaar centraal tijdens de actie Nederland leest. Aan het verhaal zelf ben ik nog niet toegekomen, maar ik las al wel de voorwoorden die Godfried Bomans schreef bij de vierde, achtste, elfde, veertiende en zesentwintigste druk (de editie die de openbare bibliotheken uitdelen is de zevenenvijftigste).
‘Ten behoeve van de leesbaarheid van de roman zijn de voorwoorden bij de verschillende edities achterin geplaatst’, staat er op de keerzijde van de titelpagina.
Het is jammer dat ze helemaal achterin staan – de kans bestaat dat lezers na het EINDE waarmee Godfried Bomans zijn roman besluit Erik of het klein insectenboek dichtslaan – want ook in die voorwoorden is Godfried Bomans op zijn spottende best.
Hij steekt vrolijk de draak met commentaar van mensen die doorgeleerd hebben voor entomoloog/insectoloog op zijn Erik (zouden/kunnen) hebben. Deskundigen als de heer J. Bandjes (‘insectoloog te Kampen’), dr. L. Pluimpjes, mejuffrouw dr. Leonie Siepkes (‘onze bekendste mieriste’) en andere insectologen – waaronder ‘de grote Barnhorn’, Ellinga (‘de eminente kever-kenner’) en dr. Th. Brilstra – die bezwaar maken tegen zijn onwetenschappelijke weergave van het insectenrijk.
Zij eisen dat hij Erik of het klein insectenboek meer in overeenstemming brengt met de werkelijkheid. Pas als ook zijn vrienden hem dat aanraden, gaat hij een beetje overstag:
‘ “Veranderen! Helemaal omwerken!” Om hen te gerieven heb ik dan ook in deze druk hier en daar een achterpoot geschrapt of een dekschildje bijgevoegd. Maar met plezier ging dat niet; het aantal fouten is er overigens door vermeerderd.’
Omdat zijn tegenstanders een voor een heengaan, heeft Bomans echter al snel vrij baan en kan hij naar de oerversie van zijn oerboek terugkeren, blijk in de voorrede vier drukken later.
In het voorwoord bij de zesentwintigste druk (1963) – het laatste dat in deze editie is opgenomen – gooit Bomans het over een andere boeg. Hij gaat prat op zijn verdiensten. Hij schetst hoe ondanks de innovatie van het instrumentarium en het voortschrijdend wetenschappelijk inzicht zijn waarnemingen nog steeds van waarde zijn:
‘Het is te begrijpen dat mijn vijanden van deze ontwikkeling de rijkste vruchten verwachtten en zich heimelijk in de handen wreven. Maar wat is gebleken? Dat al mijn vermoedens bevestigd werden en dat ik niets terug hoe te nemen. Ben ik hierdoor hovaardig geworden? Inderdaad, dit gevaar bestaat en zwakkere naturen zouden eraan bezweken zijn. Maar nee, dat is niet gebeurd. Ik ben eenvoudig gebleven. Ofschoon eredoctor van Oxford, Cambridge en de universiteit van Padua zwerf ik met mijn vangnetje en in mijn simpel buisje door de Haarlemmerhout en vang er mijn kevertjes met dezelfde onbekommerdheid van weleer. Ik vind dat mooi en ik word daar zelf wel eens verlegen van. Het is namelijk moeilijk om eenvoudig eenvoudig te zijn. Het lukt me ook niet altijd.’
Erik of het klein insectenboek opent met de lofrede van Midas Dekkers: Beentje lichten. Midas Dekkers, zelf behoorlijk deskundig als het om insecten gaat, neemt het Bomans allerminst kwalijk dat hij het niet zo nauw neemt met de werkelijkheid.
‘Hij was geen deskundige. Bomans had overál verstand van, vooral als hij er niets van wist. Juist door zijn onbevangen blik getuigt hij van een scherp inzicht (…)’,
waarna Midas Dekkers een aantal tekenende voorbeelden geeft.
‘Liever dan de zelfverzekerdheid van een mier of een mierenkenner zaaide hij de twijfel van een kind of een sprookjesverteller. Hij handelde in losse schroeven. Met succes.’
Ik las Erik of het klein insectenboek een leesleven geleden. Toen was ik me niet bewust van de dubbele bodems waar ik me nu op verheug.
Paul van de Wiel says
Leuk stukje. Misschien ga ik het nu ook weer lezen, een attente bibliothecaresse drukte het mij in de hand.