‘Hij hield ervan de dingen van dichtbij te zien’. Dat gaat net zo goed op voor Abel Roorda – hoofdpersoon in de roman Pier en oceaan – als voor zijn schepper Oek de Jong. Marjoleine de Vos – dichteres en redacteur van NRC Handelsblad – kiest uit het werk van Oek de Jong precies die woorden die dat duidelijk maken.
Haar lezing Sensitieve verzen, maar dan in proza – tijdens het symposium Terug naar een naaktheid: levensbeschouwelijke aspecten van het werk van Oek de Jong – maakt duidelijk dat het werk van Oek de Jong niet alleen een levensbeschouwelijke maar zeker ook een zintuiglijke kant heeft.
Via dat zintuiglijke, waarbij niet de schoonheid maar de intensiteit doorslaggevend is, is Oek de Jong een aanzwengelaar van sensaties, op de wijze waarop ook dichters dat zijn voor hun lezers.
‘Je leest niet wat je al dacht, maar waarvoor je nog geen woorden had. Je had die woorden niet en dus dacht je dat nog niet.’ Pas als de schrijver benoemt is de lezer in staat te ervaren.
‘In de ruimte zijn, die voelen en dan heel dichtbij vlak voor je neus kijken’, dat is waar Oek de Jong volgens Marjoleine de Vos een meester in is.
Lezen wat zo geschreven is, geeft de lezer ‘het gevoel in leven te zijn, die dingen mee te maken, daar, op het moment dat je leest’, zei zij.
Het is dus niet zo raar dat ik dacht dat Marjoleine de Vos dit zei: ‘Sinds ik Hokwerda’s kind was’. Pas toen ik het opschreef realiseerde ik me dat ze waarschijnlijk iets anders gezegd heeft: ‘Sinds ik Hokwerda’s kind las’.
Leave a Reply