Tijdens het aan zijn werk gewijde symposium werd als voorbeeld van Oek de Jongs zintuiglijke wijze van schrijven een scène uit Pier en oceaan voorgelezen waarin oesters gegeten worden:
‘Hij zette de schelp aan zijn getuite lippen en liet de oester in zijn mond glijden, de schelp slurpte hij leeg. Hij bette zijn lippen met het nog smetteloze, gesteven servet, reikte met licht bevende hand naar het glas wijn dat op het eveneens nog smetteloze, gesteven tafellaken stond te wachten.’
Zo’n scène laat veel aan de verbeelding over zolang hij losgezongen is van zijn context. Maar in de zinnen waar deze passage tussen staat, is het soort opwinding dat doorgaans geassocieerd wordt met het eten van oesters ver te zoeken:
‘In het restaurant begon meneer Padmos zijn lunch met een half dozijn oesters. Vergenoegd hief hij een van de schelpen op.
“Kijk toch eens! Er gaat niets boven onze eigen Zeeuwse oesters. Tot in Parijs weten ze ervan te genieten. Eeuwig zondig dat jullie ze niet lusten.”
Hij zette de schelp aan zijn getuite lippen en liet de oester in zijn mond glijden, de schelp slurpte hij leeg. Hij bette zijn lippen met het nog smetteloze, gesteven servet, reikte met licht bevende hand naar het glas wijn dat op het eveneens nog smetteloze, gesteven tafellaken stond te wachten.
“Dit doet me denken aan taferelen uit Russische romans,” zei Lieuwe.
Abel sloeg zijn ogen neer. Aan de lacherige toon die zijn vader aansloeg hoorde hij al dat hij zou gaan praten over zaken waar hij geen verstand van had, dat hij op het punt stond zijn hand te overspelen, omdat hij zo nodig weer eens indruk moest maken.
“Aan Russische romans?” vroeg meneer Padmos, die zijn tweede oester al van de schaal had genomen.
“Je weet wel, die taferelen van de een of andere landheer die met geld smijt in een Petersburgs restaurant en dan dozijnen oesters laat aanrukken en een kist champagne!”
“Ik neem zes oesters en een glaasje wijn en jij denkt al aan losbandige taferelen, Lieuwe.” ’
Op 4 juli 2001 at Oek de Jong oesters – dat hij dat deed weet ik dankzij zijn dagboek De wonderen van heilbot: dagboek 1997-2002. De (Zeeuwse) oesters missen hun uitwerking niet:
‘Oesters gegeten op het plaatsje achter het Jeannes huis. Ik had een doos met vijfentwintig Zeeuwse oesters gekocht, en ze waren voortreffelijk. Het waren gek genoeg mijn eerste Zeeuwse oesters, uit de Oosterschelde dus. Als kind zag ik nooit vis of schaaldieren op tafel (omdat mij moeder als kind zo geschrokken was van een bord met schelviskoppen). Jarenlang heb ik alleen maar Franse oesters gegeten, de fines claires. Nu dan eindelijk de beroemde huitres de Zélande. Grote, vette oesters zijn het. De schelpen hebben schitterend grillige vormen, waarin je rotslandschappen kunt zien. Nadat ik de eerste oester had geopend en gegeten, meende ik tot mijn verbazing de smaak van het zeewater te herkennen: het was het water waarin ik als jongen zo vaak had gezwommen bij het Goesse Sas, bij Kattendijkse en op andere plaatsen rond de Oosterschelde. De zilte geur van rotting die de lege schelpen al na korte tijd verspreidden – in de warme zomeravond – was de geur die ik rook op de dijken als het laag water was en de drooggevallen wieren in de warme zon lagen te stoven. Zou het mogelijk zijn dat ik het water van de Oosterschelde herkende bij het leegdrinken van een oesterschelp? Vast en zeker heb ik het mezelf maar wijsgemaakt.’
In de oesters die Oek en Jeanne op 4 juli 2001 aten, ging een roman schuil (of gaven ze een roman prijs). Het verhaal vertelt alleen niet of Oek de Jong dat toen al in de gaten had.
Leave a Reply