Ik vond het nogal een vondst. In Mr Gwyn voert Alessandro Baricco een schrijver op die zich voorneemt tweeënvijftig dingen nooit meer te doen. Het schrijven – of eigenlijk het publiceren – van boeken – of eigenlijk fictie – is er daar één van.
In plaats van verhalen te verzinnen gaat hij zich toeleggen op het schrijven van portretten. Hij richt met oog voor heel veel details een atelier in waar hij zijn ‘modellen’ dagenlang naakt laat poseren en met hen in gesprek gaat.
Net zoals ik het een vondst vond dat Alessandro Baricco na Mr Gwyn de kleine roman Driemaal bij dageraad schreef die hij in Mr Gwyn al ten tonele voert.
Of Jasper Gwyn – de schrijver die zich voorgenomen heeft om nooit meer een fictief werk te publiceren – woord gehouden heeft, is maar zeer de vraag. Mr Gwyn en Driemaal bij dageraad bewijzen misschien wel het tegendeel.
Het schrijven en de literatuur – en het autobiografische schrijven in de literatuur – op deze manier tot twee keer toe thema en motief maken, ik vond het – ik schreef het al twee keer – een vondst.
En toen kwam ik het volgende tegen in Oprecht gelogen: autobiografische romans en autofictie in de Nederlandse literatuur na 1985 van Lut Missinne:
‘Het verwondert niet dat in de romanreek die Franke in 2007 startte, de kwestie hoe het persoonlijke en individuele voorgesteld kunnen worden, een centrale rol speelt. In Uit het niets (en in de beide vervolgdelen) is een naamloze ik-verteller aan het woord. Hij verdient zijn brood met het schrijven van portretten. Daartoe laat hij zijn klanten een uurtje “poseren” in de vorm van een gesprek over hun leven en interesses. Vervolgens schrijft hij het portret neer, verandert er naar eigen fantasie nog een en ander aan en laat de tekst in een chic boekje inbinden. De meeste klanten zijn erg tevreden.’
In het hoofdstuk Het gemaakte zelf. Over identiteit ontleedt Lut Missinne het romanproject Voorbij ik en waargebeurd van Herman Franke. Een project dat door de dood van Herman Franke noodgedwongen vroegtijdig beëindigd werd: het bleef bij drie delen: Uit het niets, Zoek op liefde en Traag licht.
Nadat ik Herman Franke er tijdens een gesprek met Pieter Steinz tijdens Lezen cetera live in boekhandel Donner over had horen vertellen, was mijn belangstelling gewekt. Ondanks dat staan de drie delen nog steeds ongelezen in mijn boekenkast.
Herman Franke gaat – als ik Lut Missinne mag geloven – verder dan Alessandro Baricco. Herman Franke was een tegenstander van al te realistisch schrijven. Al te realistisch, concreet en herkenbaar zorgt ervoor dat een roman geen lang leven beschoren is. Voorbij ik en waargebeurd zou een doorlopende roman worden waarin Herman Franke onderzoekt hoe het persoonlijke en het individuele voorgesteld kunnen worden zonder dat een boek bij verschijnen al gedateerd is.
‘Noem me ik. Er was een tijd, hoe lang geleden doet er niet toe, dat ik de kost verdiende met het schrijven van portretten. Mijn portretten leken op een klassiek romanfragment waarin de hoofdpersoon wordt geïntroduceerd en zijn uiterlijk en hebbelijkheden uitvoerig worden beschreven.’
Zo begint Uit het niets, het eerste deel van Voorbij ik en waargebeurd.
‘Ik heb honderden portretten gemaakt. Het is zelfs een boek geworden. Romanfiguren. Geschreven portretten van gewone mensen. Om hun anonimiteit te waarborgen gaf ik de geportretteerden andere namen. Veel lezers herkenden zich in hen zoals ze zich ook zo vaak in de personages van echte romans herkennen. Dat verbaasde me niet, want ik had al veel eerder gemerkt dat het menselijke identificatievermogen van elastiek is.’
Ik ben weer verkocht. Maar nu ga ik Herman Franke ook echt lezen.
Leave a Reply