Te laat thuis – de schuld van de Nederlandse Spoorwegen – om het hele item van Joost Zwagerman over blauw in de kunst in DWDD te zien. Ik val erin als hij het heeft over een blauwe haan – Hahn / Cock van de Duitse kunstenares Katharina Fritsch – van vierenhalve meter die sinds juli op Trafalgar Square staat.
Die haan staat daar niet tot ieders genoegen. Het is niet omdat hij groot en blauw is dat niet iedereen hem mag. Er zijn er die hem te Frans vinden om een plein te delen met Horatio Nelson die Napoleon Bonaparte ter zee bestreed.
Die mensen kunnen gerust zijn: zijn verblijfsvergunning is maar tijdelijk. Hij mag achttien maanden blijven.
Terwijl ik naar die big blue rooster kijk, moet ik denken aan al die keren dat ik daar op Trafalgar Square stond – de laatste keer twee jaar geleden in de stromende regen – en schiet mij een gedicht te binnen. Een gedicht van Doeschka Meijsing uit de bundel Paard Heer Mantel – mijn exemplaar is inmiddels vaalblauw – dat Trafalgar Square heet:
Trafalgar Square
Na lange tijd de leeuwen teruggezien,
de zwarte, hun waakzame rust in novemberregen.
Ze beheren de vier windstreken, in zelfbewust
vertrouwen, zo te zien.
Stel je voor: het leven vol bijgedachten
en tactieken, maar zij waren groot gebleven,
Groter dan toen zelfs, alsof krimpen
niet waarschijnlijker is dan groeien.
En in hun midden torent hij, Nelson, Horatio
de eenogige, eenarmige, wiens bed en graf
de stormen en de zee waren.
‘England expects every man to do his duty’.
Het is zo. Zie maar de tombola draait
en draait om hem heen. Al deze mensen
met ogen als kleine koplampen. Hoog boven hen
admiraalt hij ze, klingt ze aan hun wrakstukken.
Geef mij maar die kleine man die als een schaduw
rond het plein waart.
Zijn dwarse muts, zijn zwarte jas. Hij verloor
omdat hij op tijd was in Waterloo.
Nooit stond hij hoger dan de leeuwen.
Hij sprak hen aan met ‘mes soldats’
en ook al is dat Frans
– hij meende het zelfs als hij loog.
Ik zie hem zitten aan zijn schrijftafel.
Zijn ogen luisteren naar de anderen. Zijn oren
horen naar het ver geluid ter land, ter zee.
Hij steekt zijn hand in eigen boezem:
‘And who the hell are you Horatio?’
Toen ik aan dat gedicht van Doeschka Meijsing dacht, wist ik niet dat het zo mooi aansloot op wat ik aan het horen en zien was. Nelson en Napoleon, ze zitten er allebei in. Maar verbaasder was ik over deze regels:
‘Groter dan toen zelfs, alsof krimpen
niet waarschijnlijker is dan groeien.’
Dat is opmerkelijk, want vroeg Adriaan van Dis zich in Nathan Sid niet af (en ik met hem):
‘Waarom groeit als je groter wordt
Vroeger zo veel kleiner?’
Paul van de Wiel says
Jij hebt gelukkig nog wat zinvols toegevoegd aan het nogal steriele en oeverloze betoog van Joost Zwagerman over de kleur blauw. Dat DM een zekere sympathie uitspreekt voor Napoleon verbaast me nog meer dan de snelheid waarmee jij gedichten en dichtregels vindt die met dit alles te maken hebben. Napoleon was immers niet meer dan begenadigd massamoordenaar, lees Bittere bloemen van Jeroen Brouwers.