Vorige week zat ik op een bankje in een park. Op een bankje in niet zomaar een park. Ik zat op een bankje in het park waar Jeroen Willems op uitkeek als hij zat te mijmeren. Ergens achter mij woonde hij. Daarom zat ik daar, en ik was me pijnlijk bewust van zijn afwezigheid.
Hoe hij dat park zag, zag ik net in Jeroen Willems: Over grenzen van Simonka de Jong en Marijke Reijnders. Een film niet gemaakt met het oog op vandaag, zijn eerste sterfdag. Gemaakt om de magie van kunst te laten zien. Die magie was er voor Jeroen Willems alleen op het moment zelf. Als hij speelde. Als hij zong. Daarvoor en erna was er de twijfel, zeggen zij die het kunnen weten.
Toen ik hem voor het eerst zag was hij David in Bij nader inzien, naar het boek van J.J. Voskuil. Een rol die hij deelde met Willem Nijholt (van wie hij wel wat weghad). Daarna zag ik hem vaker maar niet vaak genoeg.
En maar één keer op een podium. Dat was zingend, met Angela Gheorghiu. Op de Dam. Daar zong hij onder andere La chanson des vieux amants, van Jacques Brel. Dat was in 2005.
En nu – in de nacht waarin herdacht wordt dat hij een jaar geleden overleed – kijk ik weer naar hoe hij Jacques Brel zingt. Hij zingt vol overgave en geraakt, zoals ik hem dat al heel vaak heb horen doen. Overtuigd van zijn kunnen kocht ik Jeroen Willems zingt Jacques Brel. Hij stelde mij weer niet teleur. Hij stelde mij nooit teleur, al was hij niet altijd aangenaam om naar te kijken.
Verdomme. Al een jaar geen Jeroen Willems meer…
Leave a Reply