Streven naar leven onder de radar
Ik nam mij voor om mij bij het lezen van Bad Boy van Abdelkader Benali niet te laten beïnvloeden door de voorpubliciteit – al geruime tijd krijgt de schrijver de kans om in de media te vertellen dat zijn personage (dat Amir Salim blijkt te heten) gemodelleerd is naar de in opspraak geraakte kickbokser Badr Hari – en Bad Boy op zijn eigen merites te beoordelen.
Ik zie het namelijk zo: een schrijver, elke schrijver, put uit de werkelijkheid. Zijn werkelijkheid. In de meeste gevallen hebben wij als lezer van die werkelijkheid geen weet. Maar soms komt de werkelijkheid van een schrijver de lezer bekend voor.
Ook zonder Abdelkader Benali’s publieke uitingen over de totstandkoming van zijn roman zou ik tijdens het lezen van Bad Boy op het idee gekomen zijn dat hij zich wel eens zou hebben kunnen laten inspireren door Badr Hari. In Bad Boy komen situaties voor die naar een werkelijkheid verwijzen die in de media breed uitgemeten is. Feiten die niemand ontgaan kunnen zijn.
In interviews vertelde Abdelkader Benali ook hoe zijn fascinatie voor Badr Hari het boek waaraan hij bezig was beïnvloedde, waarom hij stelling neemt en dat hij de behoefte voelde de kickbokser in bescherming te nemen.
Dat wilde ik allemaal vergeten tijdens het lezen. Ik wilde Abdelkader Benali niet afrekenen op verwachtingen die hij wekt maar misschien niet waar kan maken. Ik wilde vrij lezen en zelf ontdekken waar Bad Boy over gaat. Ik wilde oordelen over het boek dat ik gelezen had en niet alleen over het boek dat Abdelkader Benali zegt geschreven te hebben.
En dus deed ik toen ik aan Bad Boy begon of ik niet wist wat de schrijver voor ogen stond.
‘Amir Salim werd drie keer geboren’, zo begint Bad Boy. De omstandigheden waaronder hij de eerste keer geboren wordt – als vierde zoon van Fatima en Mohammed Salim – bieden weinig perspectief. De kans dat hij het leven zoals bewoners van een volkswijk die voornamelijk door allochtonen bewoond wordt geleefd kan ontstijgen, is gering. En dan is hij ook nog eens een zwijgzaam, bang jongetje.
Weerbaar moet hij worden, vindt zijn moeder, en daarom wil ze dat hij leert boksen. Zijn vader is het daar niet mee eens. Die ziet de bui al hangen. Zijn moeder wint.
Zijn talent is aangeboren, discipline wordt hem bijgebracht: de (kick)bokser Amir Salim, bijnaam ‘Bad Boy’, is geboren. Hij heeft succes, hij maakt carrière.
Misschien stijgt de roem hem naar het hoofd, is hij te gulzig en wil hij te veel – of overvragen anderen hem – hoe dan ook: hij deelt ook regelmatig tikken uit buiten de ring. Dat wordt hem fataal. Als hij – waarschijnlijk om in te staan voor de eer van zijn vriendin – een ‘fatale’ klap uitdeelt (hier kun je echt niet om de werkelijkheid en Badr Hari heen) vindt zijn manager het beter als hij de luwte opzoekt en het land even verlaat.
Door de man aan wie hij veel te danken heeft, wordt hij naar Marokko gestuurd om daar zijn dochter te traceren. Amir neemt de gedaante van reisleider aan: zijn derde geboorte.
In die gedaante, die hem zelfs niet is aangeleerd, ontpopt hij en blijkt hij het meest met zichzelf samen te vallen.
Langs deze lijnen ontwikkelt het leven van Amir Salim zich, maar de chronologie van dat leven is niet de vorm waarin Abdelkader Benali zijn roman giet.
Hij begint weliswaar bij het begin, maar komt al heel snel to the point. Al aan het begin van tweede hoofdstuk bevindt Amir zich in Marokko, terwijl hij aan het einde van dat hoofdstuk nog op het punt staat op Zaventem in het vliegtuig naar daar te stappen. Pas (of al) in het derde hoofdstuk deelt hij de fatale tik uit waarna het idee om naar het land van zijn voorouders te gaan geopperd wordt. Dat husselen houdt Benali 36 hoofdstukken vol en dat geeft Bad Boy dynamiek en voorkomt al te grote voorspelbaarheid.
De jeugd van Amir is een gegeven waar Benali niet zo heel lang bij stilstaat. Dat is iets anders dan doen alsof die jeugd er niet toe doet: uit alles in Bad Boy blijkt hoe die jeugd Amir gevormd heeft. Vanwege die jeugd is Amir gevoelig voor de verleidingen van de schijnwereld waarin hij kickbokser belandt. Door die jeugd is hij trouw aan de mensen van wie hij denkt dat ze het goed met hem voor hebben. Mensen die uiteindelijk met hem en zijn verhaal aan de haal gaan.
Amir Salim is het product van twee culturen, net zoals Abdelkader Benali dat is. Identiteit is een kernthema in zijn werk, dat doordrenkt is met multiculturaliteit. Veel van zijn personages hebben het gespletene dat mensen op het breukvlak tussen twee culturen eigen is. Niet zelden belanden zij in Marokko waar afstand en nabijheid – voor wie daar vandaan komt – samen lijken te vallen.
Amir naar Marokko sturen leek mij aanvankelijk een te voor de hand liggende optie. Ik vreesde dat Abdelkader Benali van het onderweg zijn (zoals in de roadmovie Rabat van Jim Taihuttu en Victor Ponten, waarvoor acteur Nasrdin Dchar zijn Gouden Kalf kreeg) of het tevergeefs zoeken naar (waartoe Tessa de Loo haar personages Hassan en Saïd veroordeelt in Harlekino) een leidend motief zou maken. Maar dat doet hij niet: Amir vindt de verloren gewaande groep reizigers vrijwel onmiddellijk na aankomst in het land van herkomst van zijn voorouders.
Benali concentreert zich op het tot bezinning en tot bloei komen van zijn hoofdpersoon. Daar ligt in Bad Boy de nadruk op. In het land waar zijn wortels liggen en hij verantwoordelijk wordt voor het welbevinden van volslagen vreemden heeft Amir zijn ruwe bolster niet langer nodig.
De echte strijd die Amir moet leveren omdat hij geboren is als vierde zoon van Fatima en Mohammed Salim krijgt in Bad Boy zijn beslag op een ander niveau. Benali symboliseert de werelden van verschil door concrete tegenstellingen: kickbokser vs. reisleider, en Chanel vs. Gina.
Dat Abdelkader Benali zich verdiept heeft in het kickbokswereldje heb ik onthouden uit al die interviews die hij gaf nog voordat Bad Boy af en verschenen was. Wat ik nergens las is of hij ook research heeft verricht naar het reizen in groepsverband en hoe hondsmoeilijk het is om onder alle omstandigheden een koele en kalme intermediair te blijven.
Beide milieus – het kickboksen, waar mensen die voor een schone sport zijn het onderspit delven en ‘de onzichtbaren’ de dienst uitmaken, en de reisbranche – die het ook mensen die helemaal niet avontuurlijke en grensoverschrijdend kunnen voelen naar de zin moet maken: ‘misschien was de grote uitdaging wel voor deze mensen om in een volstrekt onbekende wereld zoveel mogelijk hun eigen levensstijl voort te zetten’ – typeert hij raak (en blijken bruikbaar om het innerlijk conflict van Amir te verbeelden): het ene hard-realistisch, het andere uitvergroot, met een knipoog.
Ook de twee vrouwen die naast zijn moeder van cruciaal belang voor Amirs ontwikkeling symboliseren een fundamentele culturele keuze. De ene – slank, lang, donkerharig als hij haar voor het eerst ziet – is eigenlijk een maatje te groot voor hem, maar op haar heeft hij zijn zinnen gezet. Voor de buitenwereld mogen ze een droomkoppel zijn, in werkelijkheid houden ze elkaar gevangen.
Met haar (ze noemt zich Chanel) loopt het niet goed af. Ook zij wordt het slachtoffer van de kringen waarin ze verkeert.
Gina, het meisje dat hij in Marokko moet opsporen, is uit ander en voor Amir beter hout gesneden. De gesprekken die zij voeren, gaan niet over schone schijn en opgelegde identiteit, maar over ‘zijn’.
Benali heeft van Gina een antropologe gemaakt. Dat had hij niet hoeven – en misschien beter niet kunnen – doen. Het heeft iets geforceerds om dat waar het in de roman al zo nadrukkelijk over gaat ook een wetenschappelijk basis te willen geven. Dat heeft Bad Boy niet nodig, en Gina ook niet.
En dan zijn er nog die twee boeken die in Bad Boy meer dan een bijrol krijgen: Rupsje Nooitgenoeg van Eric Carle en Hongerjaren van Mohammed Choukri (Benali noemt nog een titel nadrukkelijk: De Zahir van Paulo Coelho).
Rupsje Nooitgenoeg zorgde ervoor dat Amir ging praten, maar ik zie er ook de vooraankondiging van de stadia van ontwikkeling en groei van Amir in.
Dat Gina met haar antropologische belangstelling Hongerjaren van Mohammed Choukri leest, verbaast mij niet. Hongerjaren geeft de rauwe werkelijkheid weer van het leven aan de onderkant van de Marokkaanse samenleving. Choukri slaagde er uiteindelijk in om van zichzelf een kwartje te maken, terwijl hij als dubbeltje geboren werd. Maar hij bleef ‘worstelen’ en een deel van zijn identiteit ontlenen aan de mensen met wie hij omging.
Bad Boy is een gelaagde roman over leven tussen twee culturen, verpakt in een liefdesverhaal. Wat precies de toegevoegde waarde is van het enten van het verhaal op dat van Badr Hari, is voor mij niet duidelijk. Ik weet niet waarin Bad Boy verschilt van de roman die Benali aanvankelijk in gedachte had.
Waar in Bad Boy weinig van overblijft is de fascinatie die de aanleiding vormde voor het enten. Toen Badr Hari nieuws werd, paste Abdelkader Benali de plannen voor zijn nieuwe roman – die roman zou gaan over leven tussen twee culturen, verpakt in een liefdesverhaal – waaraan hij in maart 2011 begonnen was aan, vanwege zijn fascinatie voor de kickbokser. Dat iemand tegelijk kan intimideren en charmeren dat hield hem bezig.
Door het begrip en de sympathie die Abdelkader Benali heeft voor zijn personage, raakt Amir scherpe kantjes kwijt. Zijn slechte imago leidt onder het streven van Benali een mens van hem te maken. Dat gaat ten koste van zijn ongrijpbaarheid en onweerstaanbaarheid. Amir is te weinig een foute man om tegelijk intimiderend en charmant te zijn. Vind ik. Daarentegen vind ik Chanel (die veel minder van de publieke Estelle weg heeft dan Amir van de publieke Badr) een behoorlijk foute vrouw, op het fatale af.
Afgezet tegen de verwachtingen die door Abdelkader Benali voorafgaand aan het verschijnen van zijn roman gewekt zijn, maakt Bad Boy de voornaamste belofte niet waar (en dan is de vraag gerechtvaardigd waarom die link naar de actualiteit steeds opnieuw en zo nadrukkelijk gelegd wordt).
Dat betekent niet dat Bad Boy een mislukte roman is. Het boek dat ik las zonder me overdreven veel van de werkelijkheid die erin doorsijpelt aan te trekken, boeit. Ik vond de omzwervingen van Amir met toeristen in zijn kielzog vermakelijk en van een lichtheid getuigen die mij deed denken aan Benali’s debuut Bruiloft aan zee. Zijn zoeken naar manieren om het verhaal van het cultureel onthecht en maatschappelijk achtergesteld zijn opnieuw anders te vertellen, kan ik volgen. En er staan – hoewel de stijl van Abdelkader Benali niet de mijne is – ook mooie zinnen in. Mooi op metaforisch niveau en mooi in de zin van treffend geformuleerd en waar.
Leave a Reply