Chroniqueur in andere tijden
Niets is wat het lijkt. Geruchten kunnen zomaar nieuws of zelfs een hype worden. Besodemieteren is volgens Mart Smeets meer regel dan uitzondering in sport en maatschappij. Die tendens maakte Mart Smeets tot de rode draad in zijn nieuwe boek dat de titel Niets is wat het lijkt kreeg.
Er is veel veranderd – in de maatschappij, de journalistiek en de sport – sinds Mart Smeets bijna veertig jaar geleden bij Studio Sport ging werken. Mensen nemen het niet zo nauw meer met de normen en waarden van toen. In het vak doen verdieping en kwaliteit er niet langer toe. En sinds sporters het niet alleen maar voor de eer doen is het (nog?) moeilijker verleidingen te weerstaan.
Daar heeft Mart Smeets last van. Dat bleek al uit Gepakt, de bundel over wielrennen die in mei verscheen. Daarin constateert hij dat liegen en bedriegen niet alleen in de wielersport gemeengoed is geworden – ook in de kerk en de vleesindustrie doen ze het en topmannen van multinationals kunnen er ook wat van. Journalisten krijgen er steeds minder vat op omdat ze over onvoldoende middelen beschikken om sluitende bewijzen te leveren. En die beschuldigden, die: ‘ontkennen, liegen, volhouden, nogmaals ontkennen, desnoods tot je erbij neervalt, en pas als het écht niet anders meer kan moet je maar toegeven en dan met het excuus “dat iedereen het deed”.’
Hoewel hij in Niets is wat het lijkt zijn oude liefdes trouw blijft- de sporten, waaronder: wielrennen, basketbal en honkbal; de sporters, om er maar een paar te noemen: Marianne Vos, Teun de Nooijer, Sven Kramer – lijkt het enthousiasme dat de omnivore liefhebber Mart Smeets doorgaans voor sport en sporter opbrengt getemperd door argwaan en achterdocht.
Het groeiende ongemak (en ongenoegen) manifesteert zich in Niets is wat het lijkt op verschillende manieren. Mart Smeets nagelt sporters en officials die bewezen fout zijn geweest aan de schandpaal en reconstrueert hun gedraai. Met types als Dennis Mentsjov en Danilo Di Luca heeft hij weinig medelijden.
Onder de bobo’s die het genadeloos afserveert bevinden zich Camiel Eurlings (de door de koning naar voren geschoven kroonprins die ondanks het oningewijd zijn in de sport toch IOC-lid mocht worden), Pat McQuaid (die tegen beter weten in toch probeert herkozen te worden als voorzitter van de UCI) en Doekle Terpstra (die zich onmogelijk maakte in de korte periode dat hij voorzitter van de KNSB was).
Aan de andere kant: Mart Smeets heeft ook begrip voor de moeilijke positie waarin sporters zich bevinden sinds zij de schijn tegen hebben en de bewijslast omgekeerd lijkt. Hij vraagt zich af (en vraagt dat onder andere aan Sven Kramer en Chris Froome) hoe het is om vanwege geleverde prestaties altijd maar met argusogen bekeken te worden.
Dat de onschuld van Chris Horner, sinds de Vuelta de oudste rondewinnaar ooit, en Marion Bartoli, de winnares van Wimbledon die vrij kort na dat wapenfeit afscheid nam, niet bij voorbaat vast staat, zint ook Mart Smeets niet. Zij krijgen vooralsnog het voordeel van de twijfel. De toekomst zal uitwijzen of deze sporters blaam treft.
Die twijfel wordt niet alleen door anderen gezaaid. Mart Smeets doet zelf ook een duit in het zakje. Net iets te vaak naar mijn smaak laat hij de zin ‘niets is wat het lijkt’ figureren in stukken waarin de integriteit van sporters aan de orde komt. Figureren, omdat de insteek van zo’n stuk zelden waarheidsvinding is en Mart Smeets het bij gezaaide twijfel laat.
Door dat ietwat gekunsteld de nadruk leggen op dat niets is wat het lijkt, maakt Mart Smeets een verongelijkte indruk. Alsof de maatschappij, de journalistiek en de sport hem persoonlijk een loer hebben gedraaid. Het op hem voorzien hebben.
Het meest oprecht is Mart Smeets als hij schrijft over de mensen waar hij een uitgesproken hekel aan heeft – neem een Thomas Voeckler – en mensen die hij bewondert – ik noem een Teun de Nooijer, David Beckham of Xander Jan Bogaerts.
Maar eigenlijk is hij op zijn best als hij schrijft over onderwerpen die zich aan het motto ‘niets is wat het lijkt’ onttrekken. Want zo lees ik het stuk waarin Mart Smeets die opkomst en ondergang van basketballer Jeremy Shu-How Lin al analyserend optekent. Natuurlijk: ook dat stuk kun je opvatten als ‘niets is wat het lijkt’. Lin bleek niet de hoop in bange dagen die anderen wilden dat hij was. Maar ik geef er de voorkeur aan om dat stuk te lezen als een voorbeeld van hoe vergankelijk sportroem is.
Ook met het stuk over een andere basketballer – Jason Collins – die terwijl hij nog actief is in de NBA uit de kast komt en zichzelf daarmee buiten spel zet, toont Mart Smeets zich wat mij betreft van zijn beste enthousiasmerende/geëngageerde kant. Want hoe graag Mart Smeets misschien ook een onthullende journalist wil zijn die met harde bewijzen het gelijk aan zijn kant heeft: hij is iemand die vooral uitblinkt als chroniqueur.
En juist dat – mooie verhalen optekenen en voorzien van weetjes – is verdacht in een tijd dat ‘sport’ zich moet verantwoorden, en meer dan ooit onderwerp is van researchjournalistiek. Tot die veranderende werkelijkheid probeert Mart Smeets zich te verhouden, en dat valt niet mee. Het stuk waarin Mart Smeets misschien wel het uitgesproken is over die worsteling is het stuk waarin hij de loftrompet steekt over Tim McCarver, volgens hem de allerbeste sportanalist. McCarver zat op 30 oktober jl. voor het laatst in het commentaarhokje. Mart Smeets besluit zijn ode aan zijn grote voorbeeld als volgt: ‘Dank je wel Tim McCarver, dat je me jarenlang voordeed hoe je onpartijdigheid verpakt in een goed verhaal. Ik heb mijn uiterste beste gedaan dat ook te leren en die lessen te gebruiken in een prachtig vak.’
In Niets is wat het lijkt staan niet alleen stukken over sport(ers). Ook die andere liefde – de muziek – is vertegenwoordigd. En in die stukken – over Leonard Cohen, Neil Young en Neil Diamond (al heeft dat stuk een directe link met de Boston Red Sox) blijft Mart Smeets dicht bij zichzelf.
Letterlijk dicht bij zichzelf blijft hij als hij over zijn opa en over zijn zoon schrijft. Dan kost het hem geen enkele moeite om iets van een ander aan te nemen en is twijfelen ook een stuk eenvoudiger.
Die kwetsbare man is mij liever dan de man die zichzelf als journalist probeert opnieuw uit te vinden en anderen medeverantwoordelijk maakt voor die worsteling. Voor mij is Mart Smeets op de eerste plaats een verhalenverteller. Een chroniqueur verdwaald in andere tijden.
Naschrift:
Soms lijkt iets heel erg op wat het is. Ook dan is het de vraag wie dat bepaalt. Wie dat het beste kan beoordelen. Dat bleek die ene keer dat Mart Smeets deze week niet op televisie was om zijn nieuwe boek te promoten. Hij was de ster op het doek in het programma Sterren op het doek van omroep MAX. Hij poseerde en werd door drie schilders geportretteerd.
Dat resulteerde in drie – voor wie alleen de buitenkant kent – gelijkende portretten. Drie portretten die laten zien dat iets heel erg kan lijken op wat het is. Alleen: Mart Smeets was niet zo blij met de Mart Smeets, Mart Smeets en Mart Smeets die hem vanaf het canvas aankeken, en dat liet hij blijken ook (zoals hij zich ook tijdens het poseren en het gesprek met Hanneke Groenteman liet kennen). Hij – die ook de binnenkant liet meewegen – wenste zich niet te herkennen in de manier waarop hij door Jantien de Boer, Marten Huitsing en Joop Rubens werd afgebeeld.
Hij liet dat in niet mis te verstane woorden twee keer blijken. Een keer toen hij vrijuit kon spreken omdat de schilders ergens anders waren en wachtten. Een keer in hun bijzijn. De woorden waarmee hij schilder Joop Rubens afserveerde – ‘dit is een bestraffende Amstelveens-joodse manier om naar iemand te kijken’ – schoten velen in het verkeerde keelgat. Mart Smeets speelde volgens velen de man en niet de bal.
Niets is wat het lijkt, televisie maken ook niet. Daags na uitzending deden zowel Joop Rubens (linken naar het artikel in De Telegraaf is niet mogelijk) als Mart Smeets (in de NRC) hun zegje in de media. Daags na de uitzending: dat is lang nadat Sterren op het doek werd opgenomen… (zag omroep MAX dit niet aankomen?)
Uit wat ze te zeggen hadden, maakte ik op dat schilder en model elkaar al voor de opname ontmoetten. Niets is wat het lijkt. Ook de verbazing van schilders die hun model zien binnenwandelen niet.
Paul van de Wiel says
Toch gelooft niemand dat Mart Smeets een antisemiet is en dat is hij ook niet. Als hij had gezegd een Amstelveens-Calvinistische manier, wanneer de schilder een Calvinist was geweest dan was niemand erover gevallen. En Joden en Calvinisten gebruiken praktisch hetzelfde “historische” boek met dezelfde strenge en bestraffende god. En wat kan Mart Smeets anders bedoeld hebben dan deze manier van kijken? Ik geloof dat hier dus sprake is van overgevoeligheid.