In een van de gesprekken die zij in de loop van dertig jaar voerden – die gesprekken vormen nu samen Met lopen nooit meer opgehouden: in gesprek met Cees Nooteboom – houdt Piet Piryns Cees Nooteboom voor dat hij toen hij verslag deed van de gebeurtenissen in het Parijs van ’68 niet zijn ironische, afstandelijke zelf was (‘toen was je ook ineens deel van de menigte’) antwoordde de schrijver:
‘Voor zover als ik dat kan [opgaan in de menigte, lw], met mijn ongelukkige karakter – ja. Ik ben bang dat het niet zo duidelijk aan mij te zien is, maar in mijn geheime hart ben ik natuurlijk altijd een anarchist geweest. Het verzet tegen de domme autoriteit, tegen de vetkwabben van de macht, dat zat er bij mij diep in. En er kwam, gek genoeg, ook een sterk nostalgische element bij. Mei ’68 was, wat mij betreft, toch ook de terugkeer naar het dorpsplein, waar de mensen met elkaar praatten en van gedachten wisselden. Het voorgoed voorbije.’
Dat laatste – over dat voorgoed voorbije – is mooi gezegd, maar het gaat mij om Cees Nooteboom de anarchist.
Ik had Met lopen nooit meer opgehouden: in gesprek met Cees Nooteboom nog niet uit of ik stuitte in een ander boek op nog een anarchist. In De anarchistische bankier & ander proza van Fernando Pessoa probeert iemand een gesprek vlot te trekken:
‘We waren klaar met eten. Tegenover mij zat mijn vriend, de bankier, groot zakenman en monopolist van importantie, te roken als wie niet denkt. Het gesprek, dat gaandeweg was uitgedoofd, lag levenloos tussen ons. Ik probeerde het weer op te wekken met behulp van de eerste de beste gedachte die in mijn overpeinzingen opkwam. Glimlachend wendde ik me tot hem: “Dat is waar ook: laatste hoorde ik van iemand dat je indertijd anarchist bent geweest…”.’
(vertaling: August Willemsen)
De bankier bleek niet alleen anarchist te zijn geweest, hij is het nog steeds. Daarover wil hij geen misverstand laten bestaan. Zijn vriend vindt het verbazingwekkend: tegelijk anarchist en bankier zijn. Voor de anarchistische bankier is het volkomen vanzelfsprekend.
Als je De anarchistische bankier (1922) leest, zou je bijna in die vanzelfsprekendheid gaan geloven. Fernando Pessoa laat zijn bankier redeneren alsof er geen speld tussen te krijgen is. De anarchistische bankier deduceert er onverschrokken op los. Steeds kiest hij op tweesprongen die weg die logisch lijkt.
Hoe de bankier die toen hij aan zijn lange weg naar vrijheid en gerechtigheid begon nog haarscherp had wat een anarchist is (‘Dat is iemand die in opstand komt tegen de onrechtvaardigheid dat we in sociaal opzicht ongelijk geboren worden – meer niet’) kan verantwoorden dat hij uiteindelijk alleen zichzelf heeft bevrijd (‘Wat ik bevrijden kon, heb ik bevrijd’) laat zich niet navertellen. Daarvoor is het verhaal van Fernando Pessoa dat natuurlijk niet over die ene man gaat maar over de hele maatschappij te virtuoos (maar hier staat een Engelse versie, helaas – helaas met sporen van een eerdere lezer, en hier staat het Portugese origineel).
Zo virtuoos dat het verbazingwekkend is dat bankiers het niet aangehaald hebben toen zij zich moesten verdedigen het graaien. Ze hadden dit ter hunner verdediging kunnen citeren:
‘De belangrijkste sociale fictie, althans van onze tijd, is geld. Hoe dus het geld de bas te worden, of, nauwkeuriger gezegd: de macht, de tirannie van het geld? Door mij vrij te maken van zijn invloed, zijn macht, verheven, derhalve, boven die invloed, door het tot actieloosheid te dwingen voor wat mij betrof. (…)
Hoe kon ik me verheffen boven de macht van het geld. De eenvoudigste methode zou zijn me verwijderen uit zijn invloedssfeer, dat wil zeggen uit de beschaving; de natuur in gaan en wortels eiten en water uit de bron drinken; naakt lopen en leven als een dier. Maar dat, zelfs al zouden er geen praktische bezwaren aan kleven, was niet hetzelfde als de sociale fictie bestrijden; het was zelfs helemaal geen strijden: het was vluchten. Natuurlijk, wie weigert slag te leveren wordt niet verslagen. Maar hij is moreel verslagen omdat hij niet gevochten heeft. Ik moest dus een andere methode hebben – een strijdmethode en geen vluchtmethode. Hoe het geld te onderwerpen, in rechtstreeks gevecht? Hoe met onttrekken aan zijn invloed en tirannie, zonder de confrontatie te ontlopen? Er was maar één methode: het verwerven, het verwerven in voldoende mate om de invloed ervan niet te voelen; en hoe meer ik ervan zou verwerven, des te vrijer zou ik zijn van die invloed. Op het moment dat ik dat duidelijk inzag, met alle kracht van mijn anarchistische overtuiging, en met al mijn logica van intelligent mens, trad de huidige fase in – ja, de conmmerciële en financiële – van mijn anarchisme?’
Zou Cees Nooteboom zich na zo’n redenering nog anarchist durven noemen? Of is hij vooral anarchist geweest?
Op 5 februari 2014 praat ik met vertaler Harrie Lemmens en uitgever Peter Nijssen over het werk van Fernando Pessoa in het kader van Het wereldbeeld van… Fernando Pessoa.
Leave a Reply