Het door Kees van Kooten deze week gepromote woord otofoto is behalve een palindroom ook een voorbeeld van monovocalisme. Een monovocalisme is een woord of tekst waarin slechts één klinker is toegelaten, terwijl in een lipogram het gebruik van een bepaalde letter juist verboden is – in een e-lipogram mag de letter ‘e’ niet. De schrijver Georges Perec wist dat een hele roman vol te houden. In La disparition komt de ‘e’ niet één keer voor. En in de vertaling die Guido van de Wiel maakte (’t Manco) ook niet. Perec schreef overigens ook een monovocale novelle, waarin de letter ‘e’ de enige klinker is: Les Revenentes.
Tot ik het woord otofoto zag, moest ik aan Battus denken, die in zijn Opperlandse taal- & letterkunde allerlei taalverschijnselen catalogiseert. Ik meende mij een tekst te herinneren met louter o’s. Ik zocht en vond Colholms Roos, o-sprook van Abraham Des Amorie van der Hoeven (Jr.). Ik zocht verder en vond gedichten van C.C. Bombaugh – alleen deze zin al: ‘No cool monsoons blow soft on Oxford dons, Orthodox, jog trot, book worm Solomons’ – en Ernst Jandl.
Ik hoopte ook in de Exercices de Style van Raymond Queneau – in de vertaling van Rudy Kousbroek dan: Stijloefeningen – een voorbeeld te vinden. Helaas. Maar ik vond er wel veel ander moois, waaronder ook een e-lipogram.
Raymond Queneau en George Perec maakten deel uit van Oulipo. Oulipo staat voor Ouvroir de littérature potentielle. De schrijvers en wiskundigen die in het los verband in deze ‘werkplaats voor potentiële literatuur’ werkt, schreven onder de druk van vooraf opgelegde voorwaarden en beperkingen, waarvan lipogram en monovocalisme twee voorbeelden zijn.
Hugo Brandt Corstius – wiskundige en schrijver – is Oulipo’s vooruitgeschoven post in Opperland Nederland. Maar dan is hij niet Hugo Brandt Corstius maar Battus.
Als Battus schreef hij O’dom, dat ondanks de titel niets met monovocalisme van doen heeft. O’dom – dat zich afspeelt in A’dam – is een literair experiment: ‘Ik wil letterparen nemen, en in het woordenlaboratorium kijken wat hun verwisseling voor revolutionaire en evolutionaire uitwerking heeft’.
De eerste alinea van Het Conceptgebouw, het openingsverhaal in O’dom zou in het Groot Dictee van Kees van Kooten niet misstaan hebben:
‘Wanneer iemand zo dom om met de auto naar het Concertgebouw te gaan is, dan kan het voorkomen dat hij niet kan voorkomen dat hij dien in de Palestrinastraat te parkeren, indien hij pas in dien achterafstraat in een autogaatje past dient.’
Overigens als de bezitter van die auto van daar waar hij zijn auto geparkeerd heeft richting Concertgebouw loopt, passeert hij het J.W.Brouwersplein. Het zou zomaar kunnen dat hij daar de man uit Stijloefeningen tegenkomt. Want Rudy Kousbroek laat in zijn vertaling de gebeurtenissen plaatsvinden in lijn 16 en op het Jan Willem Brouwersplein. Nou ja, gebeurtenissen… Stijloefeningen is een observatie, die 99 keer herverteld wordt:
‘In lijn 16, op het spitsuur. Een keren van zowat zesentwintig, slappe vilthoed met een koordje er omheen inplaats van een lint, nek te lang alsof er aan getrokken was. De mensen stappen uit. De figuur in kwestie valt uit tegen een passagier naast hem, die hij ervan beschuldigt tegen hem op te botsen telkens als er iemand langs komt. Bedoelde bits te klinken maar de toon is eerder huilerig. Ziet een zitplaats vrijkomen en schiet er op af.
Twee uur later kom ik hem tegen op het Jan Willem Brouwersplein, bij het Concertgebouw. Hij is in gezelschap van een kameraad die tegen hem zegt: “Je zou een extra knoop aan je overjas moeten laten zetten.” Hij wijst aan waar (bij de uitsnijding) en waarom.’
Leave a Reply