In Trouw staat vandaag – 21 december, Letter & Geest – een stuk van de hand van hoogleraar Boekwetenschap Lisa Kuitert. Dat stuk gaat, geloof ik, over het verschil in kwaliteit en geloofwaardigheid tussen ‘papieren’ literaire recensies en recensies exclusief geschreven voor het web.
Ik schrijf ‘geloof ik’ omdat ik het ook na drie keer lezen van dat stuk niet helemaal zeker weet. Ik wil mezelf omhooglezen – zo heet haar stuk, dat van de krant ook nog de ondertitel Amateurkritiek op internet heeft meegekregen – begint met onaardige opmerkingen over wat er op het web gebeurt. Lisa Kuitert vindt dat het discussiëren over kunst in de roman De gouden vruchten (1963) van Nathalie Sarrautte gelezen kan worden als ‘een parabel over het gekakel en gekeuvel op het web’. Daarna heeft ze het onder schuilnaam schrijven van recensies van eigen en andermans werk. Daarmee doet ze voorkomen dat internet een volstrekt onbetrouwbare bron is voor wie op zoek is naar gedegen stukken over literatuur.
Om dat vervolgens weer te nuanceren. Want er zijn immers veel van oorsprong papieren bronnen gedigitaliseerd. En dan volgen twee zinnen die eigenlijk maar tot een conclusie kunnen leiden. Die zinnen zijn: ‘De stelling dat papier meer waard is dan internet, is onhoudbaar. Kun je dan zeggen dat beide evenveel waard zijn? Ik denk het van niet.’ Dan is internet dus beter.
Maar dat vindt Lisa Kuitert niet. Ik wil mezelf omhooglezen is een aanklacht tegen de democratisering van de literatuur. Van het schrijven zelf en van het schrijven over schrijven. ‘De democratisering van het schrijven is goed voor het sociaal welbevinden. Maar wie gewoon als consument op zoek gaat naar een goed boek, moet opletten. Anders dan bij muziek vergt lezen van een boek nogal een investering, niet zozeer in geld als wel in tijd. Veel lezers hanteren de honderd bladzijden grens – is het dan nog niks, dan leg je het weg. Maar dan heb je wel al twee uur of meer geïnvesteerd. Teleurgestelde lezers haken af.’
Ik vind zo’n alinea nogal van vooringenomenheid getuigen. Ik weet niet of ‘wie gewoon als consument op zoek gaat naar een goed boek’ zich herkent in dit profiel. En waarschijnlijk gloeien de tenen van muziekliefhebbers nu nog na.
Volgens Lisa Kuitert hebben lezers een opmerkelijke honger naar klassiekers – ‘De behoefte aan klassiekers, latent aanwezig onder lezers, zou nog wel eens verder toe kunnen nemen onder invloed van keuzestress en het overaanbod aan prullen en zelfhulpboeken vermomd als literatuur’.
En dan: ‘Juist in deze tijd van doorgeschoten marketingtrucs en onbetrouwbare websites, hebben lezers een betrouwbare recensent nodig.
De onafhankelijke recensiesites zijn daarbij een hulpmiddel, maar je wilt als lezer niet alleen geïnformeerd worden, je wilt ook jezelf “omhooglezen”. Je zou je willen optrekken aan iemand die het echt goed ziet. Die je op verbanden wijst in een roman die je zelf nog niet gezien had, die er een wereldbeschouwing aan vastknoopt. Op wiens smaak je bovendien vertrouwt. En dan hoeven er geen ballen of sterren of vind-ik-leuks bij.
Die critici hebben we – maar ze schrijven voor de krant – en niet voor een recensiesite. Het zijn de Rob Schoutens en de Arjan Peters, ze heten Jeroen Vullings, Elsbeth Etty, Marja Pruis en Arie Storm – namen die de meeste literatuurliefhebbers kennen.
Ze hebben gezag. Ze schrijven op papier, dat een schaarser goed is dan internet. En alles wat schaars is, zo leert ons de economie, is meer waard dan vrije goederen die volop beschikbaar zijn.’
Hier zwijg ik maar even stil… (een seconde of twaalf…)
Dit staat in de laatste kolom van haar stuk. Wat volgt is dat de internetkritiek zich in een patstelling bevindt. Want hoewel door de Harvard Business School geconstateerd is dat ‘de oordelen van amateurs amper afwijken van die van de professionelen’: ‘literaire kritiek staat of valt bij het geloof dat je hecht aan het oordeel van de kenner. En dat gezag heeft een amateur niet.’
Wat Lisa Kuitert precies onder een professionele en onder een amateurcriticus verstaat, weet ik niet. Maar de professional werkt voor ‘de krant’ en de amateur doet zijn ding op internet. Kritische kanttekeningen over de teloorgang van de literaire kritiek in de papieren media plaatst zij niet.
Mensen gaan geloof hechten aan iets dat heel vaak gezegd wordt. Als je dus maar vaak genoeg zegt dat de papieren media het monopolie hebben op het schrijven van recensies en dat de mensen die voor die papieren media werken het beter weten dan mensen die voor digitale media schrijven, dan gaan mensen (inclusief Lisa Kuitert zelf) dat vanzelf geloven.
Dat het ‘amateurs’ aan gezag ontbreekt, komt voor een deel omdat mensen zoals Lisa Kuitert weigeren te erkennen dat er op internet wel degelijk mensen aan het werk zijn met kennis van zaken en blijven benadrukken hoe belangrijk het oordeel van de gevestigde namen is.
Ik ben het met Lisa Kuitert eens dat gidsen een belangrijke rol spelen bij het maken van keuzes en het ontwikkelen van smaak. Ook ik heb leren lezen mede dankzij mensen die mij titels en schrijvers hebben aangeraden. Maar dat waren niet alleen maar professionele critici. En zij die dat wel waren, waren lang niet altijd onomstreden ook al schreven ze voor papieren media.
Nog steeds lees ik in kranten en tijdschriften wat anderen vinden, maar aan het oordeel van die professionals hecht ik lang niet altijd waarde (en zeker niet zoveel waarde als volgens Lisa Kuitert gerechtvaardigd is). Soms waag ik het zelfs om hun kennis van zaken in twijfel te trekken, maar daar maken ze het dan zelf naar.
Gisteren schreef ik een stuk waarin ik betoogde dat recensenten het recht en de plicht hebben om negatieve recensies te schrijven. Dat stuk was een reactie op een discussie die in de Verenigde Staten ‘losbarstte’, nadat de nieuwe chef boeken van een boekencommunity liet weten geen negatieve recensies te gaan plaatsen. Dat is zijn goed recht. Maar liever zou ik willen, schreef ik, dat hij zoekt naar nieuwe vormen om over literatuur te schrijven als hij de essentie van wat ik als een journalistiek genre beschouw niet accepteert.
Eerder vroeg ik me naar aanleiding van een lezing van Elsbeth Etty – een van mijn gidsen – over de receptie van het werk van Oek de Jong in het algemeen en Pier en oceaan in het bijzonder af (en ik vroeg het haar ook) waarom in haar analyse dat wat er over hem en zijn werk op internet wordt geschreven ontbrak.
De democratisering van de literatuur waar Lisa Kuitert in haar stuk aan refereert – waar ze haar stuk op baseert – biedt kansen voor wie die kansen wil zien. Niet elke aanval op de gevestigde orde is een bedreiging.
Bildung – daar slaat de titel Ik wil mezelf omhooglezen op – is niet het enige ideaal dat via lezen bereikt kan worden (moest ook Martien Schreurs constateren, nadat hij Literair laboratorium: Rushdie & Mulisch als postmoderne opvoeders had geschreven), en dat heeft consequenties voor het schrijven en voor het schrijven over schrijven.
Leave a Reply