Op het eerste oog lijkt Voor jou van K. Schippers een bundel zoals hij er al meer heeft doen verschijnen. En dat in zekere zin ook. Net als in Stil maar (2007) en De vliegende camera (2003) – om maar een paar recente voorbeelden te noemen – bevat Voor jou verhalen en beschouwingen over onderwerpen die K. Schippers na aan het hart liggen en die hij op zijn eigen het midden tussen verhaal en beschouwing houdende wijze onder de aandacht brengt. K. Schippers kijkt zoals hij altijd kijkt en merkt het terloopse en toevallige op. Wat zijn aandacht trekt – muziek, kunst, literatuur – ligt niet altijd voor de hand. Het is niet wat iedereen ziet of hoort. Maar ook al ligt wat hem opvalt minder voor de hand en past het niet altijd in hokjes: het heeft wel een plaats verworven en is niet voorbehouden aan the happy few.
In één opzicht wijkt Voor jou wel af, want K. Schippers laat zien hoe Voor jou tot stand kwam. Hoe hij stukken die al geschreven waren – en in meer dan één geval ook al verschenen, het boek geeft daarover geen uitsluitsel, maar ik herkende er een aantal – tot een eenheid probeerde te smeden.
‘E. rijdt en ik vertel haar iets over deze bundel, ben hem aan het samenstellen.
“Er ontbreekt nog iets aan,” zeg ik.
“Wat dan?”
“Ik weet het niet… iets wat een ander ritme geeft… tussen de stukken in.”
“Wat mag dat dan wel zijn,” vraagt E.
Ik kijk naar een weiland, een bosrand, een paar wegwijzers. Ze zien eruit of ze niet graag worden benoemd.
“… iets anders,” probeer ik.
“Over Brussel?” vraagt E.
“Ja, misschien.”
“… gaan we pas over een maand of drie heen…” ‘
Wat K. Schippers mist heeft met tussentijd te maken, met wat er tussen de scènes in gebeurt. Verbindingen die het verhaal duidelijker moeten maken. Lassen die het leven bij elkaar houden.
Zo, vermoed ik, belandden G. Brands en Henk Bernlef – (jeugd)vrienden die ziek werden en hem kort voor het verschijnen van Voor jou kort na elkaar zijn ontvallen – in stukken die al bestonden. Met terugwerkende kracht kregen zij de plaats die hun toekomt, want zonder hen zou het kijken, luisteren, denken en schrijven van K. Schippers zich langs andere wegen ontwikkeld hebben. En ontstonden er stukken die voor hen geschreven zijn. Met Gerard Brands en Henk Bernlef vormde K. Schippers al een leven lang een drie-eenheid.
‘Twee vrienden van me zijn ziek, Henk en Gerard, het voelt of ik ze in Nederland heb achtergelaten. Ik wilde het eerst buiten deze verhalen houden, maar dat lukt me niet’,
schrijft K. Schippers in Decors.
In Voor jou staan verhalen waarin de vrienden meer dan een figurant zijn. De zwanen laat het ontstaan van vriendschap en verwantschap zien. Naar Mechelen gaat over hoe ze elkaar vonden in Barbarber: Cage en Cunningham over gedeelde muzikale voorkeuren. Nu ik nog over hoe K. Schippers zich de laatste overgeblevene voelt. Gezichten over hun laatste samenzijn.
Maar ook als zij niet de hoofdpersoon in een verhaal zijn, zijn ze nadrukkelijk aanwezig.
K. Schipper herinnert zich details die kenmerkend zijn, ook voor zijn doen en laten:
‘In de nabijheid van Gerard wordt elke omgeving licht bespottelijk, dat vermogen heeft hij, nog steeds zo ook die te grote grammofoon bij z’n neef, hoe mooi de muziek ook was.’
‘Met Henk stond ik op het strand van Bergen aan Zee. Er was een grote binnenzee ontstaan. Als we terug wilden, moesten we daardoorheen.
“Wat doe jij?” vroeg ik.
“Ik doe het.”
“Mag ik dan op je rug?”
‘In Bangkok zag Gerard vorig jaar een olifant met een achterlichtje aan z’n staart… in de schemer. In een Thais museum legde een monnik snoepjes neer bij een piepjong kind op sterkwater.’
En ondertussen wikt en weegt hij over welke volgorde voor Voor jou het beste is.
Zijn vrienden lezen over zijn schouder mee:
‘ “Zeg…” Henk buigt zich iets naar Gerard.
“Ja?”
“Hij schrijft over ons.”
“Waar gaat het dan over.”
“Wat?”
“Die stukken van ‘m.”
“Over Brussel,” zegt Henk.
“Ja, daar ging hij heen… workshops dacht ik… wat schieten wij ermee op…”
“Nee, niets… ofschoon…”
“Wat…”
“Je weet het niet… misschien…” buigt zich naar Gerard – fluistert ‘m iets in het oor.
“…versta je niet,” buigt zich nog ‘ns naar Henk.
Wat heb ik over Brussel tegen Henk gezegd? Er wordt ook geserveerd, whisky voor Gerard en een biertje voor Henk.’
Ze vinden er iets van en zou zich er misschien wel mee willen bemoeien:
‘Gerard pakt een steenrode map van het bureau en gaat ermee aan tafel zitten, in de grootste kamer.
“Wat is dat?” vraagt Henk.
“Even kijken.”
“Zou je ’t wel doen?”
“Even lezen.”
“Laten we weggaan.”
Gerard schikt wat papieren, “kijk, hij is al een eind… een hert… hier Marilyn Monroe… Mechelen… iets over een aanrecht en een loodgieter… nog niet af.”
“Ga je ’t nou echt allemaal doornemen…”
“Merkt-ie toch niet.”
“O, nee…?”
“Kijk, hier begint hij over Magritte…” ’
Dat verhaal over Magritte ken ik. Het verscheen in 1998 in een dun blauw boekje: Mimosa Esseghem: de huizen van René Magritte. Gerard Brands en Henk Bernlef schemeren er zelfs niet in door. Maar nu wel. Nu – in Voor jou is het stuk in twee delen opgeknipt: De Oude Graanmarkt en Mimosa Esseghem – leveren ze af en toe zelfs op milde wijze commentaar.
‘ “Lekker ordinair,” zegt Gerard.’
‘ “Ja, hoe,” zegt Henk, “goeie vraag.” ’
En vervolgens zetten ze het op een drinken, en dat houden ze ook in volgende verhalen vol.
Ik ken schrijvers die zo bijgelovig zijn dat ze ten koste van veel willen voorkomen dat familie, vrienden en eventuele andere dierbaren hun boeken binnendringen. En schrijvers die dat vanzelfsprekend niet doen. Maar wie schrijft dankt veel aan mensen die zich in hun onmiddellijke nabijheid bevinden. Zij voeden en inspireren soms zo dat de schrijver bewust of onbewust iets van hen leent of afneemt als hij aan het vertellen slaat.
Zijn ‘verdwenen’ vrienden
‘ ’s Avonds belt Nicola, als we thuis zijn in Amsterdam. Gerard is verdwenen.’
‘De volgende dag worden we in Brussel gebeld uit Amsterdam. Henk is verdwenen.’
opvoeren is voor K. Schippers niet alleen een manier om Gerard Brands en Henk Bernlef levend te houden en te eren,
‘Vlug naar de fotozaak die wordt gedreven door een man uit Curaçao. Wat heb ik bij me, wat staat erop, m’n twee vrienden, dat is zeker, maar hoe.
Een toegift zo voelt het, Gerard is al weg, Henk wordt morgen verbrand, alsof me vlak daarvoor nog iets levends van hen wordt gegund… hoe ze eruitzien op een moment dat als door een wonder niet verloren is gegaan. Dat denk ik tenminste, zekerheid heb ik niet.’
Het is ook een vorm van lijfsbehoud. Het is K. Schippers die zich rouwend in een tussentijd bevindt. Hij is degene die wacht op hun verdwijnen en daarna moet wennen aan hun verdwenen zijn.
Hoe verder? De angst voor het voorgoed vergeten bedwingen. Zo lees ik deze zinnen uit Tijdelijke kennis:
‘Niet meer weten hoe iemand eruitziet en hem toch herkennen en vervolgens vergeet je ‘m weer. Waarom zou je hem onthouden?
Deze kortstondige en tedere sporen vormen de meerderheid van onze gedachten.
(…)
Tijdelijke kennis, zo vluchtig als je hand onder je kind. Echt voor enkele ogenblikken, daarna verdwenen. Je praat er niet over en je denkt er ook niet meer aan.’
Herinneren, vergeten, het zijn herkenbare thema’s voor wie het werk van K. Schippers (en dat van Bernlef) kent.
En dan, tegen het eind van Voor jou, is K. Schippers eindelijk in Brussel, waar hij tussen het geven van workshops door – daarvoor ging hij – geïnterviewd wordt over ‘JB’ en ‘GB’.
‘Waar bent u mee bezig… ik vertel iets over deze bundel… dat ik de verdwijning van m’n vrienden erin probeer te verwerken…’
Na afloop, onderweg in de auto, zijn ze weer volop aanwezig.
Aan het eind van dat stuk, Het productiemeisje, bevinden de drie vrienden zich in een mand onder een luchtballon. Hoe ze varen, staat in het laatste stuk in de bundel: Blanke kaart. Terwijl beneden alles hetzelfde blijft, vallen boven stiltes die gevuld mogen worden.
Om niet uit de koers te raken, moet ze ballast overboord gooien:
‘We beginnen te gooien. Henk en ik, duizenden namen van redactieleden, dwarrelend n de wind, mislukte amateurkiekjes, met zorg uitgezochte behangstalen. Dozen met prentbriefkaarten worden naast de mand geleegd. Kantelend kiezen ze hun eigen route, op weg naar de plaats waar ze ooit zijn verzonden of naar het adres waar ze nu voor de tweede keer aankomen.’
K. Schippers is degene die aan het eind van dat verhaal overblijft met een blanke kaart. Zonder zijn vrienden moet hij het gebied opnieuw ontdekken. Het leven opnieuw moet vormgeven, misschien wel uitvinden.
Leave a Reply