Mijn exemplaar is gemaakt in Zutphen. Het is nummer 40 in de serie Klassiek Letterkundig Pantheon en werd uitgegeven door W.J. Thieme & cie. Op het omslag van mijn exemplaar staat nog Gysbreght van Aemstel. Op de titelpagina Gysbrecht van Aemstel, d’ondergang van zijn stad en zijn ballingschap. Natuurlijk van Joost van den Vondel.
Lang wist ik van Joost van den Vondel niet veel meer dan dat hij een kousenwinkel had, maar dat kwam door de literaire quiz Vondel had een kousenwinkel. Terwijl ik op school wel Shakespeare moest lezen, mochten wij Van den Vondel en zijn tijdgenoten overslaan. Maar de Beatrijs, Van den Vos Reynaerde en Karel ende Elegast die moesten dan weer wel.
Maar wie het lezen lief heeft, haalt de schade later in. Bovendien: als ik uit mijn keukenraam kijk zie ik de Vondellaan en zit ik op de bank dan zie Van Maerlandt (laan), de Rederijkers (straat), Roemer Visscher (straat), Bredero (straat), P.C. Hooft (plein) en Tesselschade (laan) voor me. Ik heb het niet slecht getroffen.
Ik vond de Gijsbrecht verplichte kost en dus kocht op enig moment ergens tweedehands een exemplaar dat nieuw ƒ 0,75 (ingenaaid) / ƒ 1,25 (gebonden) kostte. Met veel hangen en wurgen heb ik het stuk van begin tot eind gelezen. Dat viel niet altijd mee. C. H. PH. Meijer zorgde dan wel voor de ‘inleiding, aanteekeningen en woordenlijst’, de taal van toen is een taal waaraan ik steeds weer moet wennen.
Woord voor woord en zin voor zin veroverde ik de Gijsbrecht uiteindelijk toch, al zijn me uiteindelijk maar weinig zinnen zo bijgebleven dat ik ze zonder in het boek te kijken kan reproduceren. Natuurlijk ken ik de beginregels:
‘Het hemelsche gerecht heeft zich ten langen lesten
Erbarremt over my, en mijn benaeuwde veste’
(voor de spelling heb ik het boek er toch maar even bij gepakt.)
De zinnen die daarop volgen, weet ik al niet meer.
Maar wat me nog wel helder voor ogen staat, zijn zinnen uit de Rei der Klarissen:
‘O Kersnacht, schooner dan de daegen,
Hoe kan Herodes ’t licht verdraegen,
Dat in uw duisternisse blinckt,
En wordt gevierd en aengebeden?
Zijn hooghmoed luistert na geen reden,
Hoe schel die in zijn ooren klinckt.’
Hoe het verder gaat, weet ik dan weer niet meer. Maar nog voordat ik de Griekse tragedies op het toneel zag, begreep ik dankzij Gijsbrecht van Aemstel hoe je koren vanaf de zijlijn commentaar kunt laten leveren en was ik een verteltechniek wijzer.
Ook dit jaar wordt de Gijsbrecht weer gespeeld op de plek waar het thuishoort (de stenen Stadssschouwburg van Amsterdam, als is die er nu staat niet de eerste), en Petra Laseur mag meedoen. Over haar eerste ervaringen met de Gijsbrecht zei ze het afgelopen weekend in Trouw:
‘De eerste keer was in 1963. Ik vond het een vervelend stuk en ik was ook niet blij met de Rei van Amsterdamse Maagden die ik moest doen. Het was of ik een soort Chinees moest spreken. Regisseur Han Bentz van den Berg riep me bij zich op zijn kamer, ik las de Rei voor en hij vroeg: “Heb je nog vragen?” Nee, en daar ging ik weer. Ik durfde absoluut niet te zeggen dat ik er niets van begreep.’
De Gijsbrecht die dit jaar gespeeld wordt door Het Toneel Speelt, is opnieuw geënsceneerd en daardoor aardig opgefrist volgens Petra Laseur, die zich er nu wel op verheugt.
Deze Gijsbrecht van de Nederlandse Comedie dateert uit 1957. Johan Schmitz is Gijsbreght, Ellen Vogel Badeloch en Bob Goedhart Broeder Peter.
Leave a Reply