Vanmorgen nam ik kennis van het overlijden van Leon de Wolff. Leon de Wolff was journalist en werd media-adviseur. Voor zover ik mij kan herinneren heb ik nooit iets gelezen dat hij schreef toen hij het vak actief beoefende. In de rol van media-adviseur maakte ik hem een keer mee, toen hij ons als redactie van een tijdschrift advies gaf.
Zijn deskundigheid kregen we – de redactie van een kwartaalblad over een marginaal maar voor direct betrokkenen belangrijk onderwerp (afstand en adoptie) – cadeau van de uitgever van het tijdschrift. Hij vond dat het tijd was om onze bladformule aan te scherpen, en Leon de Wolff leek hem de aangewezen persoon om ons kritisch naar onszelf te laten kijken.
De uitkomst van dat kritisch kijken was dat we vasthielden aan het bedienen van drie doelgroepen (volgens Leon de Wolff een onmogelijke opgave, volgens ons absolute noodzaak vanwege het onderwerp), maar bij het maken van keuzes de informatiebehoefte van de grootste – en meest invloedrijke – van die drie groepen nadrukkelijker zouden laten meewegen (een compromis waar we ons allemaal, Leon de Wolff incluis, in konden vinden).
Pas later – toen ik De krant was koning: publieksgerichte journalistiek en de toekomst van de media (2005) gelezen had – begreep ik dat de discussie die wij die die dag (of waren het twee dagen) domineerde ging over de kant die de journalistiek volgens Leon de Wolff op moest. Over de totale makeover en de paradigmashift die volgens hem noodzakelijk was.
‘De journalisten lieten zich niet inspireren door het publiek, zagen de lezer en de kijker niet als hun muze, maar selecteerden het nieuws en bepaalden de aanpak op grond van hun persoonlijke voorkeuren, die van hun collega’s en van de nieuwsbronnen met wie ze grote delen van de dag en de avond doorbrachten. Dat was vroeger.’
De journalistiek moest, net als zoveel andere sectoren, de omslag maken van aanbodgericht naar vraaggestuurd. De klant moest koning worden.
Voordat ik aan klanten als koning en lezers en luisteraars als muze kon denken, moest ik eerst het vak leren. Voorbeelden had ik genoeg, maar er was nog niemand die mij de spiegel had voorgehouden, waarin ik mezelf als journalist zag.
Aan de man die dat deed, moest ik vanmorgen toen ik kennis nam van het overlijden van Leon de Wolff denken. Want toen ik een paar jaar geleden vond dat het tijd werd om die man daarvoor alsnog te bedanken, werd ik zonder dat ik daarop bedacht was tijdens het zoeken op zijn naam geconfronteerd met zijn dood.
Gemeten in officiële deelnemerscontacturen heb ik niet eens zo heel veel uren met Willem Bekius in een leslokaal doorgebracht. Vergeleken met Leon de Wolff zal het maar een paar uur meer geweest zijn. Maar kwantiteit doet er niet toe, het gaat om de kwaliteit.
Wat Willem Bekius mij leerde, is dat ik als journalist niet verder kan en moet willen springen dan de polsstok van mijn mens zijn lang is.
Leave a Reply