Frans Timmermans mag dan op dit moment onze man in Havanna zijn en de eerste Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken die Cuba bezoekt, hij is zeker niet de meest prominente Nederlander die Castro’s eiland polshoogte gaat nemen. Harry Mulisch ging hem in 1967 en 1968 voor.
Dat bezoek deed wenkbrauwen fronsen, en ook bij Het woord bij de daad, het boek dat Mulisch naar aanleiding van zijn bezoeken schreef, werden vraagtekens gezet.
In Mulisch, naar ik veronderstel (1971) schrijft J.H. Donner – de vriend die model stond voor Onno Quist in De ontdekking van de hemel (1992), de roman waarin Cuba een van de plaatsen van handeling is, over Het woord bij de daad:
‘In 1967 bezoekt Mulisch het revolutionaire Cuba en een jaar later ontmoet hij Fidel Castro, wat resulteert in het in 1968 verschijnende Het woord bij de daad.
Sinds de geschriften van Herman Gorter en Henriëtte Roland Holst is in de Nederlandse taal niet meer zo uitbundig geschreven over het socialisme en de revolutie.
(…)
Dit boek is een uiterst persoonlijke getuigenis. Het wil ook niet meer zijn. Wij krijgen slechts te horen en te zien, wat de schrijver zag en onderging.
In zijn uitbundige lofzang op de revolutie als ‘het licht der wereld’ ontbreekt opvallend iedere vermelding van de redelijke hoop, die een politieke daad, wil zij verantwoord zijn, altijs zal moeten hebben. De voorbeelden van de commune van Parijs en de opstand van Kronstadt als de revolutie in zijn zuiverste vorm zijn dan ook beide kortstondige momenten geweest, die tragisch gesmoord werden.
Het zo blij schrijven over de Cubaanse revolutie juist nu zij om het simpele voortbestaan vecht en het Cubaanse volk na is aan de hongersnood, doet soms merkwaardig aan.
Uit alles blijkt, dat de schoonheid van het gebaar hoger wordt gewaardeerd dan het doel van de daad. Daardoor spreekt een zekere vrijblijvendheid uit het boek. In een mateloze bewondering kan de echte deelname verloren gaan.’
In Wat moet een schrijver doen? Twistgesprek tussen Willem Frederik Hermans en Harry Mulisch, gepubliceerd in HP-Magazine op 26 november 1969, hebben de heren het ook over het boek en het bezoek:
Mulisch: ‘Ik heb ‘s een keer een boekje geschreven over Cuba, omdat ik daar toevallig werd heen gestuurd door een firma. Voordat ik daar heen ging, hing er over Nederland een zwijgen, wat dat eiland betreft. En ik vlei me met de illusie, dat ik daar iets aan gedaan heb. Cuba ís nu iets in Nederland. Ze kunnen op mij schelden en zeggen dat ik het niet goed heb gedaan, ze hèbben het er in ieder geval over. En daar zijn de Cubanen mee gebaat. Die blokkade van dat zwijgen moest omvergeworpen worden. En dat is nou iets dat mij, als individu hier, met tevredenheid vult. Ik heb geen spijt dat ik het gedaan heb.’
Hermans: ‘Maar wie zegt dat jij daar spijt van zou moeten hebben. Maar je moet goed beseffen wat voor soort bewondering je nu eigenlijk krijgt.’
Mulisch: ‘Er zijn ook heel wat mensen van links die zeggen: ja, dat moest allemaal wel gebeuren, maar niet door hem. Hij is nu net de verkeerde. Maar zolang ze het er maar over hebben; zonder mijn boek had professor Kruijer misschien niet zijn objectieve, acceptabele boek met cijfermateriaal geschreven. Ik heb er het publiek voor gemaakt.’
Hermans: ‘Je kunt het ook van de humoristische kant bekijken. Ik neem aan, een auteur als Harry Mulisch met uitgesproken linkse sympathieën – daarmee forceer ik je standpunt toch niet, hoop ik? – die zou in een land als Spanje met een Franco-regime geen been aan de grond krijgen. Toch doet Spanje, omdat het in de politiek van meneer Franco te pas komt, honderdduizend keer meer voor Cuba, dan hele Harry met zijn boekie.’
Mulisch: ‘Dat heeft ook allerlei oorzaken, zoals koloniale nostalgie…’
Hermans: ‘Daarmee is de belangrijkheid van het geëngageerde schrijven volgens mij aardig beschreven.’
Mulisch: ‘Maar op mijn kleine akkertje vind ik, dat ik wel iets moet doen wat buiten dat akkertje gaat. Ze hoeven niet te zeggen: zijn laatste boek was beter of slechter dan zijn vorige. Zo is mijn boek over Cuba helemaal niet bedoeld en beoordeeld. En voor zover het zo beoordeeld is, probeerde men het op die manier te ontkrachten, waarmee de literatuur-kritiek in politieke dienst trad.’
Hermans: ‘Er werd dus toch geprobeerd het te ontkrachten. Niemand trok er zich iets van aan of jij het met die pogingen eens was of niet.’
Mulisch: ‘Voor andere mensen was het gewoon informatie, bewust eenzijdig overigens.’
Hermans: ‘En volstrekt onbetrouwbaar…’
Mulisch: ‘Daar gaat het helemaal niet om. Er was hier stemming en propaganda tégen dat eiland.’
Hermans: ‘Welnu, het interesseerde de meeste mensen geen zier. Je bent ontzettend misleid als je denkt dat de mensen in Nederland zich ècht interesseren voor dat soort dingen.’
Frans Timmermans wil dat niet alleen Nederland maar ook de Europose Unie de banden met Cuba aanhaalt. In zijn kielzog reist een handelsdelegatie mee. Er is veel veranderd sinds Harry Mulisch de blokkade van het zwijgen omvergeworpen heeft.
Wie garen spon bij het bezoek van Harry Mulisch aan Cuba is Jeroen Wollaars – toen Cuba-toerist (zo wordt hij in de media aangeduid, vaak zonder zijn naam), nu verslaggever van het NOS Journaal (of het een het geval van het ander is…) Hij kocht in 2008 op Cuba voor een appel en een ei een exemplaar van Het woord bij de daad. Pas toen hij het opensloeg bleek hoe bijzonder het exemplaar was dat hij gekocht had. Het was het exemplaar dat Harry Mulisch bestemd had voor Fidel Castro:
‘Dedicado en admiración a Comandante Fidel Castro, que con el pueblo cubano da un salto adelante, no de cien, sino de mil anos!’
(‘Opgedragen in bewondering aan commandant Fidel Castro, die met zijn Cubaanse volk een sprong voorwaarts heeft gemaakt, niet van honderd maar van duizend jaar!’)
Jeroen Wollaars begreep dat hij iets bijzonders in handen had en liet het boek taxeren. Zo zal de redactie van College Tour hem op het spoor gekomen zijn.
Leave a Reply