Het verdient aanbeveling om Fernando Pessoa gedoseerd te lezen. En dat niet alleen om de schoonheid van zijn taal optimaal te kunnen savoureren en zijn vele verschijningsvormen van elkaar te onderscheiden, maar ookdat Fernando Pessoa onaangenaam drammerig kan zijn.
Het feit dat zijn genie – niet te verwarren met talent en esprit – niet al tijdens zijn leven onderkend werd, lijkt hem danig dwars te hebben gezeten. Terwijl hij daar zelf door zijn eigen hang naar perfectie – denk ik – zelf alle aanleiding toe heeft gegeven.
Bij leven verscheen er weinig van zijn hand. Hij schreef genoeg – veel zelfs – maar het meeste daarvan verdween in de beroemde kist (de arca), waaruit nu al jaren geput wordt. Bezorgers van zijn werk zien zich gesteld voor de vraag wat met wat samenhangt en in welke volgorde fragmenten – want Fernando Pessoa is de man van de fragmenten – geplaatst moeten worden om wat Pessoa dacht en vond zo samenhangend mogelijk naar buiten kan worden gebracht.
In Herostratus: over onsterfelijkheid en vergankelijkheid van literaire werken buigt Fernando Pessoa zich over de vraag wat te verkiezen is: waardering door tijdgenoten of tot in lengte van jaren geprezen worden door latere generaties. Dat is een interessante vraag. Pessoa begint zijn betoog schijnbaar objectief: hij definieert beroemdheid, beschrijft de verschillen in intelligentie – genie, talent, esprit – die bepalend kunnen zijn instant-lof dan wel roem op de lange termijn (en wijdt daar zo enorm over uit dat het schema van redeneren belangrijker lijkt dat wat hij beweert).
Gaandeweg verdwijnt de objectiviteit uit zijn betoog. Zodra hij het over grote namen heeft – Shakespeare, Chateaubriand, Hugo, Shaw, Swinburne, Tennyson, Keats; om er maar een paar te noemen – en meningen over hun vermeende kwaliteiten begint te debiteren, dringt de toon van verongelijktheid zich nadrukkelijk op. Hoe helder Fernando Pessoa ook in staat is te analyseren en te formuleren: subjectiviteit en het gevoel superieur te zijn doen naar mate Herostratus vordert afbreuk aan die kwaliteiten.
Hoewel er veel waars zit in wat hij beweert – en wat hij in de eerste decennia van de vorige eeuw schreef is nog opvallend actueel. Hij geeft te denken:
‘De druk van de bekende naam betekent niet dat de criticus een gedicht goed of slecht zal oordelen uit hoofde van die bekende naam. Maar hij zal zorgvuldig aandacht schenken, woord voor woord en zin voor zin, aan het gedicht van een gerenommeerd dichter; niets van dien aard zal hij doen bij een volkomen onbekende. Als iemand de moeite wil nemen, zoals ik eens heb gedaan, om hetzij het gedicht van een beroemd dichter te laten doorgaan voor het werk van een onbekend dichter of van zichzelf (dat laatste was wat ik deed), óf een handvol onbekende verzen te laten doorgaan voor die van een beroemd dichter, dan zal hij dit heel gauw ontdekken. In beide gevallen, en om tegengestelde redenen, moeten de verzen goed zijn, of anders is de test oneerlijk.’
‘De overdaad in de productie van boeken, en de daarvan verschillende maar nog veel grotere overdaad in de productie van tijdschriften, vormen een ernstig obstakel voor de zichtbare verschijning van het genie; maar ze zijn gunstig voor de uiteindelijke verschijning van de grotere genieën. (Het is makkelijker gepubliceerd te worden.)’
‘In een gedicht moeten we begrijpen wat de dichter wil, maar we mogen voelen wat wij willen.’
‘Alle grote kunstenaars werken onder de instinctieve opdracht aan zichzelf om datgene te scheppen wat, door beschouwing, de geest van de beschouwer verheft tot iets ideaals in zichzelf, of tot de ideale vorm van een werkelijk iets.’
‘Ieder mens heeft zeer weinig uit te drukken, en de som van een heel leven van voelen en denken kan soms worden samengevat in een gedicht van acht verzen.’
‘Afwisseling is het enige excuus voor overvloed. Niemand zou twintig verschillende boeken moeten achterlaten tenzij hij kan schrijven als twintig verschillende mensen.’
‘De middelmatigheid, de bekrompenheid van verbeelding zijn de voor onze tijd kenmerkende gebreken.’
‘Wij schrijven wat andere eeuwen slechts spraken. Daarom lijken we zo slim. Onze geestige gezegden worden af en toe opgevangen door de tijd, ofschoon we niet mogen hopen dat deze, na verloop van enkele van zijn dagen, zich nog herinnert wat wij zeiden.’
uiteindelijk gaat het hem er om de goegemeente van zijn eigen voortreffelijkheid te overtuigen. Het derde van de drie stukken die samen Herostratus vormen – Herostratus, Vergankelijkheid en De zinloosheid van de kritiek – eindigt zo:
‘Van alle kanten klinkt de roep dat deze tijd een groot dichter nodig heeft. De essentiële holheid van alle moderne realiseringen wordt meer gevoeld dan dat men erover spreekt… Wanneer die grote dichter zou verschijnen, wie zou er zijn om hem op te merken? Wie zal zeggen of hij niet al is verschenen? Het lezende publiek ziet in de kranten besprekingen van het werk van die mensen die door invloed van vriendschapen bekend zijn geworden, of die door hun tweederangs kaliber zijn aanvaard door de massa. De grote dichter kan al zijn verschenen; zijn werk is misschien al besproken in een paar woordjes vient-de-paraître in het bibliografisch overzicht van een blad van literaire kritiek.’
‘Wie zal zeggen dat hij niet al is verschenen?’ Zag Fernando Pessoa zichzelf als een/de Messias. Als de Verlosser onder de dichters?
In het toelichtende nawoord Het clownspak en de eeuwigheid schrijft vertaler August Willemsen:
‘Van waar die obsessie met beroemdheid? Vanwaar die afwijzing van beroemdheid bij iemands leven? Vanwaar de verheerlijking van het ‘onbekende’ genie? Pessoa had wel degelijk een hoge dunk van zichzelf, zo niet de hoogste: die van genie.’
Hoe dubieus ik zijn manier van redeneren (hij draait oorzaak en gevolg om), mij raakt de tragiek die schuilgaat de conclusie die hij op basis van die redenering trekt. Dat eeuwige roem te verkiezen is boven het bij leven geëerd worden is het lot dat Pessoa trof. Pessoa was niet in staat om werk te voltooien. Op een enkele uitzondering na bleef wat hij maakte onvoltooid en onvolledig.
Op zijn onvoltooidheid staat geen maat. Het leverde hem de zo felbegeerde roem op.
Leave a Reply