Vorig jaar mocht Jan Mulder – hij schreef Doodstil, nu vanwege het gerommel in Groningen misschien wel actueler dan toen – dit jaar is het Arie Boomsma die ter gelegenheid van de Maand van de Spiritualiteit een essay schreef over een onderwerp dat hem na aan het hart ligt. Arie Boomsma koos troost.
Verwacht van Arie Boomsma geen betogend verhaal. Hoewel hij schrijvers en filosofen citeert, is Troost geen poging door te dringen tot de essentie van troost en de precieze werking te ontleden. Troost heeft een anekdotisch karakter. Arie Boomsma refereert aan momenten dat hij getroost moest worden – na een val op het schoolplein; bij het horen van het nieuws dat zijn broer tot een gevangenisstraf veroordeeld werd; toen door een blessure competitief sporten tot het verleden leek te behoren; na het verlaten worden door zijn vriendin – en waar hij troost in vindt.
Hoewel veiligheid, aandacht en lichamelijk contact daarbij een grote rol spelen, neemt naarmate Arie Boomsma ouder wordt schoonheid – het poëtische en muzikale die aan kunst kleeft en het overweldigende en kleurrijke door de natuur verstrekt – een steeds belangrijker plaats in als troostfactor.
Omdat Arie Boomsma inmiddels wel zo ongeveer weet wat goed voor hem is, ontbreekt het in Troost aan spanning. Behalve op die momenten dat Arie Boomsma weet of vermoedt dat hij tekort schiet.
Dat zijn er twee. De eerste: Arie Boomsma blijkt een slechte trooster te zijn – in plaats van degene die getroost moet worden tijd en woorden te gunnen, slaat hij te snel een arm om iemand heen.
‘Zelf val ik snel terug op fysiek contact, als alternatief voor een meer directe manier van troosten. Dat vind ik eigenlijk te gemakkelijk. Nooit eerder richtte ik mijn aandacht echt op de persoon, ik was vooral bezig de pijn zo snel mogelijk weg te nemen. Ik realiseer me nu dat ik me kwetsbaarder had moeten opstellen. Wat was er gebeurd als ik de afgelopen jaren mijn eigen angsten met mijn beste vriend had gedeeld, als ook ik mijn kwetsbaarheid had laten zien, als ook ik had toegegeven bang te zijn voor het leven, bang te zijn om tekort te schieten, bang te zijn om langdurige relaties aan te gaan?
Het delen van kwetsbaarheid zorgt voor gelijkwaardigheid. Ik daarentegen heb ervoor gekozen om in een vaderlijke rol te kruipen ten opzichte van mijn familie en vrienden.’
De tweede: Arie Boomsma is geen rotsvaste gelover in een troostende God. Hij gelooft niet in een God die het lot van individuele mensen bepaalt:
‘Wanneer ik over deze dingen nadenk, lotsbestemming en berusting, kom ik uiteindelijk steeds bij de vraag terecht of ik overtuigd moet zijn van het bestaan van God om troost te vinden in mijn geloof. Of misschien kan ik het beter zo zeggen; kun je troost vinden in iets waarvan je niet zeker weet dat het waar is?’
Doorgronden hoe het precies zit, lukt hem niet en dat valt hem tegen. Hij schaamt er zich zelfs een beetje voor.
God lijkt er in Troost met de haren bijgesleept. Arie Boomsma kan niet om Hem heen, omdat iedereen weet dat hij gelooft, en hij denkt van hem verwacht wordt dat hij het over troost en geloof gaat hebben. Voor mij had het niet gehoeven. Of het had alleen daarover moeten gaan.
Na het lezen van Troost weet ik meer over Arie Boomsma – net als na het lezen van Roem: de zucht naar zichtbaarheid kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat de man die in zijn publieke hoedanigheid zelfs als hij serieus is nog vrolijk oogt, nogal opgesloten in zichzelf zit. Op de een op andere manier verwart hij openheid met kwetsbaarheid – maar niet substantieel meer over troost.
Dat is niet de schuld van Arie Boomsma, maar het gevolg van de keuze om het essay niet door een deskundige maar door een BN’er te laten schrijven. Daar zullen redenen voor zijn – waarvan er twee voor de hand liggen: binnen een week stond Troost in de Top 10 van best verkochte boeken en Arie Boomsma is een mooie naam op het affiche van activiteiten die in het kader van de Maand van de Spiritualiteit plaatsvinden – maar ik vind het een gemiste kans. Voor hetzelfde geld schrijft iemand die zich vakmatig met troost bezighoudt een korte en krachtige inleiding.
Anne-bell Coumans says
de bomen en het bos
Zo ziet de wereld eruit:
Er is bos en de rest.
Het bos kun je in
Dan verlaat je de rest.
Het bos kun je uit
En je komt terug in de rest
Maar als er op de wereld
Alleen maar bomen zouden zijn
Dan was er geen bos
Dan was er geen rest
Om te verlaten
En terug te komen.
Je zou altijd tussen de bomen zijn
Leendert witvliet.
Iedere ochtend loopt ik in mijn huis naar beneden en dan hangt dit gedicht bij ons bij de trap.
Ook ik voel het zelfde bij het bos……….
Lieve warme groet anne-bell. Namaste