Ik heb de mensen die De vriendschap van Connie Palmen de ultieme roman over vriendschap noemen nooit begrepen. Het verbond tussen Kit en Ara zou ik geen vriendschap noemen. Vriendschap is iets anders. Ik heb De vriendschap altijd een roman over afhankelijkheid gevonden. Afhankelijkheid is, zeker als die niet wederzijds is, een slecht basis voor vriendschap.
Kit en Ara houden elkaar lang in evenwicht. De een drinkt. De ander eet. De een is geest. De ander lichaam.
Ara eet en Kit drinkt. Kit kan dat het waarom van haar drinken heel goed beredeneren:
‘Na een Cuba Libre had ik het al gemerkt, dat het invloed had op mijn hoofd, dat het me licht maakte en spraakzaam, vergevingsgezind en overmoedig, schaamteloos, onverschillig en onbehoedzaam. Alles wat mij tot dan toe binnen de perken gehouden had, verdween na het eerste glas. Ik danste met Marga op James Brown, liet me zoenen door Sly en mijn borsten betasten door Annis, terwijl het enige dat me werkelijk bezighield de volgende Cuba Libre was.
Net zoals de eerste tien pakjes sigaretten mij niet gesmaakt hadden, zo smaakten mijn eerste glazen drank mij ook niet.
Het gaat ook niet om de drank, het gaat om het effect van het drinken.
Ik wilde alleen nog maar drinken om nog minder nuchter te worden, om de grenzen te bereiken van mijn schaamteloosheid en onverschilligheid. Het enige dat ik voelde was dat er niemand op de wereld bestond die mij op dat moment zou kunnen tegenhouden, dat niemand de macht bezat om mij te verbieden zoveel te drinken als ik wilde of een grens te stellen aan mijn gedrag.
Ik voelde mij onaantastbaar en onafhankelijk. Ik voelde me soeverein, vrij en goddelijk eenzaam.’
Het knappe van De vriendschap is dat de taal met Kit en Ara meegroeit (waardoor het gemiddelde aantal blz/u afneemt naarmate de roman vordert). De taal showt het uit elkaar groeien.
Het drinken van Kit is dan verslaving geworden. Een nuttige verslaving:
‘Verslaving heeft volgens mij altijd te maken met het herstellen van een evenwicht tussen gevoel en verstand. Iemand die veel drinkt benevelt zijn geest en dat benevelen is noodzakelijk om een controle over het lichaam te verliezen. Je houdt dat lichaam alleen maar rechtop, voedt, wast en kleedt het naar behoren, als je nadenkt. Je kunt ook te veel nadenken over het lichaam en het daardoor belemmeren in het ondergaan van plezier, van genot.
Behalve wat het is, vlees, water, bloed en botten, is het lichaam net zo’n talig ding als de woorden zelf. Mensen die hun eigen lichaam niet als een symbool kunnen behandelen, er niet mee kunnen spreken of zichzelf dat spreken om de een of andere reden verboden hebben, die gaan drinken om dat verbod op te heffen, om een onredelijke, te strenge, angstaanjagende geest het zwijgen op te leggen en het lichaam eindelijk eens de kans te geven om te spreken.
Dronkaards haten de leugens van hun nuchtere lichaam, ze haten die taal, hun gesproken woorden, hun glimlachen, het gefnuikte verlangen van hun vlees, het verraad daarvan.
Een verslaving is een uiting van een verboden taal. En daarin is zij zelf weer een taal, een openbaring, een te ontcijferen teken.’
Connie Palmen kan net als Kit heel precies uitleggen hoe dat zit met drinken. Waarom schrijvers in het algemeen en zij in het bijzonder drank nodig kunnen hebben. Dat deed ze deze week toen zij bij Matthijs van Nieuwkerk aan tafel zat. De redactie van De wereld draait door liet haar Een uitstapje naar Echo Spring: waarom schrijvers drinken van Olivia Laing lezen om het daarna over het boek (Connie Palmen vond het prachtig) en haar eigen drinken te hebben.
Het was een mooi gesprek.
Leave a Reply