Wil een schrijver geloofwaardig zijn, dan moet hij meer verzinnen dan hij voor het verhaal dat hij de lezer vertelt nodig heeft. Daarin verschilt hij niet van om het even welke vakman.
In de meeste gevallen merkt de lezer daar – van die door de schrijver vergaarde, maar op het eerste oog ongebruikt gebleven kennis – niets van. Behalve dan dat het hij zich niet zal ergeren aan fouten, onlogica en oppervlakkigheid. Het zal hem niet opvallen hoe weloverwogen wat hij leest geschreven is.
(Dat de schrijver weet waar hij het over heeft, blijkt pas als hem er in interviews nadrukkelijk naar gevraagd wordt. Dan kan hij niet langer verhullen hoeveel voorwerk en research een boek van hem vroeg.)
Er zijn ook schrijvers die spelen met het niet vertellen van wat zij weten. Die bewust veel aan de verbeelding van de lezer overlaten (en daarmee een groot risico nemen).
Alessandro Baricco doet dat bijvoorbeeld in Mr Gwyn (ik heb Mr Gwyn en Driemaal bij dageraad net herlezen om er binnenkort met anderen over te kunnen praten).
Jasper Gwyn, de hoofdpersoon in Mr Gwyn, is een schrijver die genoeg heeft van het schrijven en publiceren van boeken en zich gaat toeleggen op het schrijven van portretten, al weet hij als hij daaraan begint niet wat dat precies betekent.
Alessandro Baricco laat mensen voor Jasper Gwyn poseren. Hij2 schrijft vervolgens portretten waarover de geportretteerden zich steevast lovend uitlaten. Maar de lezer krijgt die portretten niet te lezen. Terwijl die lezer zich – net zoals Jasper Gwyn dat aanvankelijk niet kon – nauwelijks iets kan voorstellen bij een geschreven portret. De kans dat hij afhaakt, dat hij dat portretteren voor lief neemt zonder er zich een voorstelling van te maken, is dan ook niet denkbeeldig.
In Mr Gwyn speelt Alessandro Barrico niet een maar twee keer hoog spel. In de roman komt een klein boekje voor – Driemaal bij dageraad, geschreven door Akash Narayan – waarover twee personages zich lovend uitlaten. Dat boekje speelt een essentiële rol bij het identificeren van Jasper Gwyn als schrijver/kopiist. En weer moet de lezer de schrijver en zijn personages op hun woord geloven.
Totdat een jaar na Mr Gwyn Driemaal bij dageraad verscheen. Niet geschreven door Akash Narayan, maar door Alessandro Baricco. In Driemaal bij dageraad zit – weet de lezer die Mr Gwyn gelezen heeft – het zelfportret van de kopiist Jasper Gwyn verstopt. En toch is Driemaal bij dageraad niet precies het boekje dat in Mr Gwyn opduikt. Omdat het door een ander geschreven is. Omdat het geschreven is.
Ook Connie Palmen is een schrijver die – in tegenstelling tot wat er over haar gezegd en geschreven wordt – veel aan de verbeelding en interpretatie van de lezer overlaat. (Nog niet zo lang geleden herlas ik – vanwege Eeuwigh gaat voor oogenblick, waarin Connie Palmen te gast was – het hoofdstuk De priester uit De wetten.) Connie Palmen schrijft in dat hoofdstuk dat Marie Deniet een heel essay schrijft om de vraag die Clemens Brandt, de man die ze haar kandidaatsscriptie ter beoordeling heeft toegestuurd, haar aan het einde van de brief waarin hij met een ontmoeting instemt stelt te beantwoorden: ‘wat maakt literatuur tot literatuur?’
‘Om goed beslagen ten ijs te komen had ik een nieuw essay geschreven, waarin ik een groot aantal definities van filosofen en schrijvers verzameld had en er ten slotte zelf een aan toevoegde. Overmoedig had ik het: Dit is literatuur genoemd en ik hoopte dat hij het goed genoeg zou vinden om het te publiceren.’
Wat Marie Deniet onder literatuur verstaat, krijgt de lezer niet te lezen, maar als Connie Palmen niet eerst nagedacht had over wat literatuur tot literatuur maakt, zou zij haar debuut als schrijfster niet gemaakt hebben. (Haar ideeën over wat literatuur is, legde ze pas veel later voor het grote publiek vast in Het geluk van de eenzaamheid.)
Anders dan bij Alessandro Baricco– Mr Gwyn en Driemaal bij dageraad zijn een uitzondering – hangt bij Connie Palmen het ene werk met het andere (en met de visie van Connie Palmen op wat literatuur is) samen.
Achter een zinnetje dat in De wetten onschuldig oogt en op zichzelf lijkt te staan – ‘Psychologisch gezien is het een vreemd iets, een naamsverandering’ – gaat een kleine filosofie over (de weerzin tegen) het gebruik van namen schuil. Daarover schrijft Connie Palmen in Het weerzinwekkend lot van de oude filosoof Socrates, dat een jaar na De wetten verscheen, maar eerder dan die roman in een ander kader – met de scriptie over de relatie tussen taal en werkelijkheid rondde zij haar studie filosofie af – werd geschreven:
‘Om de weerzin tegen de weergave in de vorm van een naam, of in welke andere vorm dan ook, te verklaren, is het hier gemaakte onderscheid tussen een publieke en een persoonlijke, een valse en een echte, een bekende en een geheime naam van belang. Publiek zijn houdt blijkbaar een gevaar in. Het gevaar schuilt in de greep die anderen krijgen op de eigenaar van de naam, van een woord dat voor iemand staat. Via de eigennaam wordt een grens overschreden van een persoonlijk naar een publiek terrein. De persoon wordt openbaar en komt als personage terecht in een ander verhaal.’
In Het weerzinwekkend lot van de oude filosoof Socrates staat dan weer de zin: ‘Worden boeken, ook al weet je het niet of heb je er te veel belang bij het te vergeten, altijd geboren in de kantlijn van andere boeken? Of betekent het dat ik weer onverwacht, maar niet minder hardhandig, stuit op mijn vernietigingszucht en meer meester loochende en vaders doodde dan ik in mijn nietsontziende momenten al durfde te bevroeden? Het kan.’
Het gaat me om die eerste zin over boeken die in de kantlijn van andere boeken geboren worden. Over boeken die in de kantlijn van andere boeken geboren worden, gaat De erfenis. Daarin huurt een schrijfster die weet dat een ziekte haar het werken en het leven zal gaan belemmeren een assistent in om de aantekeningen die ze haar hele leven lang tijdens het lezen van boeken gemaakt heeft te ordenen, opdat ze de bouwstenen kunnen vormen van ‘de grote roman’ die nog wil schrijven.
Die roman moet een omvangrijk en moeilijk werk worden over schatplichtigheid. De schrijfster – die op dat moment nog werkt aan de roman Geheel de uwe ‘een gefingeerde autobiografie van een fan, waarin ze, zoals ze uitlegde, probeerde iets meer te begrijpen van wat haar een typisch kenmerk van de twintigste eeuw scheen te zijn’- is op het idee gekomen nadat ze onder de indruk raakte van hoe Marcus Aurelius in Meditaties de mensen dankt die hem tot de man gemaakt hebben die hij op dat moment is:
‘Het is niet een zozeer hoe het er staat, het danken zelf maakte indruk op me. Het is het erkennen van je schatplichtigheid. Danken kun je alleen als je beseft dat je iets gekregen hebt.’
Wat de assistent, die door dit dienstverband dichter dan ooit komt bij wat hij als kind wilde worden – lezer – moet doen is: destilleren:
‘Bij het destilleren ging het om boeken waarin zich verder geen, door haar geschreven teksten bevonden, maar waarin zich op de lege pagina’s achter in het boek, in de marges van de tekst of op de binnenkant van de kast , aantekeningen bevonden. Vaak was het niet meer dan een woord, waarmee ze een alinea op een pagina in het boek probeerde samen te vatten. Medelijden, liefde, familie, originaliteit, zelfdestructie, schrijven, enzovoort. Behalve de titel van het boek en de maand en het jaar waarin ze het gelezen had, moest ik het lemma overnemen en daaronder de passage uit het boek overtikken waarop het lemma betrekking had.
“Er komt onherroepelijk een dag waarop ik geen boek meer uit de kast kan halen en in mijn handen kan houden,” had ze gezegd. Ze hoopte dat ze dan wel nog in staat was met een vinger de computer aan de praat te krijgen, om zo toegang te behouden tot haar erfelijk materiaal.’
Eigenlijk is De erfenis een portret zoals ik me voorstel dat Jasper Gwyn het had kunnen schrijven. Terwijl het tegelijk ook een groot literair spel is, waarin misschien wel heel het oeuvre (maar hopelijk niet het leven) van Connie Palmen (ook dat wat er nog gaat komen) besloten ligt.
Alessandro Baricco en Connie Palmen zijn niet enige schrijvers die het aan de verbeelding van hun lezers over durven te laten grote gapende gaten die zij bewust lieten vallen te dichten. Het zijn maar voorbeelden. Willekeurige voorbeelden. Behalve dan, dat zij allebei op mijn pad kwamen toen ik aan het herlezen sloeg.
Leave a Reply