‘Het is geen kwestie van tijd, het is een kwestie van licht’
Ik las Mr Gwyn van Alessandro Baricco te lang nadat het verscheen om een recensie nog te rechtvaardigen. Dus zon ik op een manier om onder valse maar wel nobele voorwendselen alsnog aandacht aan de roman te kunnen besteden. Ik legde het op een stapel romans waarin het schrijven zelf centraal staat, met het vaste voornemen om het daar nog eens over te hebben. Dat gaat zeker nog gebeuren, maar Alessandro Baricco zorgde zelf voor een veel betere aanleiding: hij schreef de roman Driemaal bij dageraad. En die nieuwe roman heeft alles met de vorige te maken – hij wordt er zelf in genoemd, ook al merkt de schrijver bij wijze van vooraf op dat hij ‘door iedereen gelezen kan worden, ook door de mensen die Mr Gwyn nooit ter hand hebben genomen, omdat het een volledig autonoom, afgerond verhaal betreft.’
Jasper Gwyn is een schrijver die op enig moment in The Guardian een lijst publiceert van tweeënvijftig dingen waarvan hij zich voorgenomen heeft ze nooit meer te doen. Het eerste is artikelen schrijven voor The Guardian. Op nummer 51 staat: boeken publiceren, en op 52, om het zekere voor het onzekere te nemen: boeken schrijven.
Al snel mist hij echter het schrijven als handeling en besluit hij kopiist te worden. ‘Het was geen echt beroep, dat besefte hij wel, maar het woord had een weerklank die hem overtuigde en die hem deed geloven dat het iets bepaalds was wat hij zocht. De handeling bracht iets discreets met zich mee, en iets van een geduldige manier van doen – een mengeling van bescheidenheid en plechtigheid. Hij zou niets anders willen worden dan dat: kopiist. Hij wist zeker dat hij er heel goed in zou zijn.’
Een kopiist, dat was in de Middeleeuwen iemand die boeken vermenigvuldigden, maar Van Dale geeft het ook als synoniem voor nabootser. Betekenissen die in lijn liggen met de betekenis van het woord ‘scrivener’, dat door het Kramers woordenboek Engels vertaald wordt met: (openbaar) schrijver, geldmakelaar, notaris, opmaker van contracten.
‘Scrivener’ als in Bartleby, the Scrivener, een verhaal van Herman Melville uit 1853.
Uit dat verhaal komen de zinnen die de vingerafdruk vormen op de cover van Mr. Gwyn, waaronder de volgende: ‘While of other law-copyists I might write the complete life, of Bartleby nothing of that sort can be done. I believe that no materials exist for a full and satisfactory biography of this man. It is an irreparable loss to literature. Bartleby was one of those beings of whom nothing is ascertainable, except from the original sources, and in his case those are very small. What my own astonished eyes saw of Bartleby, that is all I know of him, except, indeed, one vague report which will appear in the sequel.’
De kopiist. Een voorloper van de hedendaagse copy-paster? Het is een van de vele verwijzingen die Alessandro Baricco in Mr Gwyn maakt naar het vak dat hij met zoveel verve uitoefent/de kunst die hij zo voortreffelijk beheerst en de druk die er van alle kanten op uitgeoefend wordt. Het levert een heel gaaf portret van een schrijver op.
Hoe lang Baricco al met dat idee van een kopiist rondliep voor hij Mr Gwyn schreef weet ik niet, maar dat het gebruik van een passage uit Bartleby, the Scrivener geen vormgeversvondst is, werd mij duidelijk toen ik dit filmpje vond van een nog jonge Baricco die Bartleby, the Scrivener leest, toelicht en aanprijst – tenminste, ik denk dat hij iets dergelijks doet, ik spreek geen Italiaans, in het gunstigste geval herken ik zinnen woorden.
Waar Jasper Gwyn zich uiteindelijk – en dit staat allemaal in Mr Gwyn – op toe gaat leggen is het maken van geschreven portretten op basis van het dagenlang observeren van mensen die hem betalen om geportretteerd te worden. Dat observeren doet hij in een atelier dat hij met veel zorg en aandacht voor alle details heeft ingericht.
Zijn inspanningen leveren als we zijn assistente en een oud-medewerker van de uitgeverij die met veel succes het werk van Jasper Gwyn uitgaf mogen geloven hele bijzondere portretten op. Te lezen krijgen we ze niet. Zij pas nadat Jasper spoorloos is verdwenen en alleen nog in zijn werk lijkt te bestaan. Via het zorgvuldig lezen van zijn werk, hopen zij hem op het spoor te komen.
De oud-medewerker van de uitgeverij – ‘Hij had een formidabel geheugen en leek meer dan één leven te hebben gespendeerd aan het doorbladeren van boeken en het catalogiseren ervan in de wonderlijke index in zijn hoofd’ – meent dat Jasper Gwyn een van de portretten rechtstreeks uit een ander boek heeft overnomen. Dat boek heet Driemaal bij dageraad en is geschreven door Akash Narayan. De assistente gaat op zoek en vindt een exemplaar in een boekwinkel in Charing Cross, ‘en voor het eerst bedacht ze dat die vreselijke boekensupermarkten misschien toch wel enig nut hadden. Ze kon de verleiding niet weerstaan en begon er ter plekke in te bladeren, zittend op de grond, in een rustig hoekje met naslagwerken over zuigelingenzorg.’
‘Zoals te verwachten, had Doc zich niet vergist. Driemaal bij dageraad bestond uit drie delen, en het eerste kwam heel erg overeen met een van de portretten van Jasper Gwyn. (…) Doc had zich evenmin vergist toen hij zei dat het een mooi boek was. De andere twee delen liepen zo lekker dat Rebecca ze vol overgave las en gedurende hele stukken vergat waarom ze daar mee bezig was. Het bestond voor het merendeel uit dialogen en er waren twee hoofdpersonen, steeds dezelfden – maar op een manier die iets paradoxaals en verrassends had.’
Dat boek dat wij in Mr Gwyn nog zelf moesten verzinnen, is er nu dus echt – en net als in Mr Gwyn is het opgedragen ‘Aan Catharina de’ Medici en aan de maestro van Camden Town’, en wie Mr Gwyn gelezen heeft weet waarom. Driemaal bij dageraad is een roman/novelle (beide termen worden op/in het boek gebruikt) die uit drie verhalen bestaat waarin steeds dezelfde man en dezelfde vrouw – in verschillende fases van hun leven – elkaar ontmoeten in een hotel en dan de wereld in gaan.
‘Verhalen zijn geen portretten.’
‘Jasper Gwyn vond van wel. Op een dag, toen we een park zaten, legde hij me uit dat we allemaal een bepaald idee van onszelf hebben, misschien maar een vage schets, onduidelijk, maar uiteindelijk zijn we geneigd een bepaald idee van onszelf te hebben, en de waarheid is dat we dat idee vaak laten samenvallen me een bepaald denkbeeldig personage waarin we onszelf herkennen.’
Volgens Jasper Gwyn zijn we geen personages, maar verhalen. Of zoals het elders in Mr Gwyn staat ‘een bepaalde pagina uit een boek, maar dan van een boek dat niemand ooit heeft geschreven en waar we vergeefs naar zoeken op de schappen van onze geest. Hij zei dat wat hij probeerde te doen, was dat boek te schrijven voor de mensen die bij hem kwamen,’ zo staat het in Mr Gwyn.
Zo. En dan nu Driemaal bij dageraad. ‘In dit boekje wordt een aannemelijk verhaal verteld, dat echter nooit in werkelijkheid zou kunnen plaatsvinden. Het gaat namelijk over twee personages die elkaar driemaal ontmoeten, maar elke keer is de enige, en de eerste, en de laatste keer. Dat kunnen ze doen omdat ze leven in een afwijkende tijd waarnaar je in het dagelijks bestaan vergeefs zou zoeken. Een dergelijke tijd is alleen mogelijk in verhalen, zo nu en dan, en dat is ook juist een van hun privileges.’
EEN. In de lobby van een hotel zit op het moment dat de vrouw binnenkomt een man, klaar voor vertrek. Er ontstaat een gesprek in klare onopgesmukte taal. Een verhoor bijna.
Als zij over zijn schoen kotst, moet hij haar wel meenemen naar zijn kamer. Daar rekt zij de ontmoeting net zo lang tot hij haast begint te krijgen. Maar dan is het te laat en blijkt hij in een val gelopen te zijn.
TWEE. Een meisje en haar vriend arriveren in een hotel. Als het meisje handdoeken komt halen bij de nachtportier en naar de zin van haar vriend te lang wegblijft, ziet de nachtportier zich genoodzaakt haar tegen haar gewelddadige vriend te beschermen. Hij neemt haar mee naar een veilig heenkomen elders in de stad. Onderweg vertelt hij haar waarom hij dertien jaar in de gevangenis gezeten. Daarmee lost hij een belofte in: als ze mee zou gaan, zou hij het vertellen.
DRIE. Een jongetje van dertien ligt op bed. De vrouw die naar hem zit te kijken vindt een hotel geen geschikte plek voor een jongetje dat net iets gruwelijks heeft meegemaakt. Ze besluit hem mee te nemen en naar zee te rijden waar ze hem tijdelijk toe wil vertrouwen aan een man die ze al een hele tijd niet gezien heeft maar die desondanks de liefde van haar leven is. Onderweg vertelt zij over het werk wat ze deed en hij over wat hij gezien heeft en waarom hij zich schuldig voelt. De man woont er nog, de jongen is welkom en zij stelt haar vertrek uit.
Drie verhalen die levens omarmen en buitensluiten. Wie van de personages de steeds dezelfde hoofdpersonen zijn, ligt voor de hand en toch ook weer niet. Wie het precies wil weten moet precies lezen. En dan nog is het de vraag of het precies past. Maar dat de geschiedenissen met elkaar te maken hebben en misschien toch naadloos op elkaar aansluiten, daarover kan geen misverstand bestaan.
Letterlijk is ‘alba’ – de roman heet in het Italiaans Tre volte all’alba – het uur tussen de op zijn einde lopende nacht en het moment dat zon opkomt, de dageraad dus; figuurlijk – ik heb het net opgezocht in Dizionario della lingue italiana – betekent het zoveel als het begin van een leven.
Als in Driemaal bij dageraad de zon aan het opkomen is, eindigt het gezamenlijk optrekken, scheiden wegen, maar gloort er een nieuw leven. In zijn kleine roman/novelle maakt Alessandro Baricco meer dan aannemelijk dat het mogelijk is om iemand ooit ergens opnieuw tegen te komen, zonder dat je het zelf in de gaten hebt. Een nieuw begin maak je niet – zoals de vrouw in het eerste verhaal veronderstelt: velen dromen ervan, weinigen doen er moeite voor – een nieuw begin overkomt je.
De taal van Baricco is in Driemaal bij dageraad niet uitbundig en overdadig, maar zonder zakelijk te zijn to the point prachtig. De kracht zit in het zin voor zin uitrollen van de verhalen, in het evenwicht tussen dialogen waarin waarin stemming gemaakt wordt en de bladspiegelvolle passages daartussen die indirect alles zeggen, zonder dat Baricco alles prijsgeeft. Hoe vermoeden van een subtiel weefwerk groeit bladzijde na bladzijde. Met een keer lezen ben je er niet.
Mr Gwyn en Driemaal bij dageraad werden vertaald door Manon Smits.
Dit stuk verscheen eerder elders.
Leave a Reply