‘Hoe weet je dat toch allemaal?’ Vroeg iemand aan me naar aanleiding van mijn vorige stuk hier, over het eigenlijk niet-bestaande genre Hill Country Blues. Het antwoord is natuurlijk simpel: van het internet (hoewel ik de twee dikke geschiedenisboeken die ik noemde ook met groot plezier heb doorgeworsteld).
De hoeveelheid informatie die er op het web te vinden is over de blues is adembenemend. Op talloze forums en op verzamelsites als Weenie Campbell wordt een enorme hoeveelheid gedetailleerde kennis over (het spelen van) de country blues gedeeld. Mensen zitten uren met hun gitaar op schoot en hun vinger op de pause- en playknoppen van hun stereo om een lijst te kunnen maken van de gebruikte stemmingen en toonsoorten van hun favoriete artiest, alleen om ze te kunnen delen met mede-enthousiastelingen. Heel veel bekende nummers zijn op deze manier al noot voor noot uitgewerkt in bladmuziek. In tablatuur dan, want bluesgitaristen lezen geen noten.
Het in stand houden van de bluescultuur lijkt wel een nationale obsessie voor de Amerikanen. Prachtig, zo’n volk dat met vereende krachten werkt aan het in stand houden van een culturele erfenis. Maar er zijn wel wat rare dingen mee aan de hand.
Ten eerste is het niet altijd zo geweest. Eigenlijk was de bluestraditie in de tijd tussen de Tweede Wereldoorlog en de jaren ‘60 van de vorige eeuw grotendeels vergeten. Hoewel elektrische blues zijn eigen leven leidde en artiesten als B.B. King al die tijd gewoon doorspeelden voor hun eigen publiek, kwam de interesse voor de akoestische blues pas weer op toen Engelse popbands, geleid door de Rolling Stones, en Amerikaanse folkies, waaronder Bob Dylan, op zoek gingen naar de oude, ‘authentieke’ (tussen aanhalingstekens, want het was in deze periode dat het misplaatste beeld ontstond van de blues als een muziekvorm voor een oudere zwarte man met een gitaar. Zie daarvoor ook mijn vorige stuk) vormen van bluesmuziek. Ook Alan Lomax, muzikant en onderzoeker voor de Library of Congress, speelde een belangrijke rol bij de Blues Revival. Lomax maakte, net als zijn vader John, opnamen van volksmuziek in Mississippi. Achteraf gezien is ook hij waarschijnlijk op zoek geweest naar iets dat beantwoordde aan zijn beeld van de blues. Zijn werk is, getuige bijvoorbeeld de sturende vragen die hij stelt in sommige interviews, minder wetenschappelijk dan hij het heeft willen doen voorkomen.
Nog een interessante observatie is dat degenen die de blues herontdekten blank waren. Zij namen de oude vormen van de bluesmuziek en maakten ze deel van de blanke mainstreamcultuur. Stefan Grossman (de man op de foto), legendarisch geworden door zijn transcripties van oude bluesnummers en de daarop gebaseerde gitaarlessen, is nota bene een kalende Jood uit New York. Een grotere tegenstelling met de Mississippi Bluesmen is er bijna niet. Het gevolg is dat de online bluescommunity voor de grote meerderheid uit blanken bestaat. Onder zwarten leeft de blues nauwelijks.
Af en toe lees je daarover zure commentaren. Die hebben altijd zo’n beetje de strekking ‘eerst hebben jullie ons als slaven gebruikt en nu jatten jullie ook nog eens onze cultuur’. Het voorspelbare antwoord is dan meestal: ‘Wij redden het erfgoed dat jullie hebben laten verloederen.’ Dit relletje herhaalt zich af en toe op discussieforums en onder YouTube-video’s.
Is de blues zoals we die nu conserveren en bewonderen dus de ‘echte’ blues of is het een product van verdwaalde stadse blanken, op zoek naar een ‘soul’ die ze in hun eigen cultuur niet vonden? Vast wel. Maar ik vind het niet zo relevant van wie het erfgoed is, c.q. of het wel ‘authentiek’ is.
Ik ben een small town white boy uit een piepklein landje in Europa met een uiterst wazige culturele identiteit. Reken maar dat ik op zoek ben naar roots en inspiratie die ik in mijn eigen cultuur niet vind.
Ik ben een small town white boy, maar het internet heeft mij een blik gegeven op de wereld waar we twintig jaar geleden met zijn allen niet eens van konden dromen. Dat betekent dat ik mijn nieuwsgierigheid naar allerhande culturen kan bevredigen zonder afhankelijk te zijn van radio of televisie of wat de Free Record Shop of de stadsbibliotheek toevallig hebben staan.
Mijn eigen bluesobsessie nam pas echt dramatische vormen aan toen ik Spotify kreeg. Gedaan was het met het zoeken naar (en uit Amerika laten komen van) moeilijk verkrijgbare cd’s. Spotify bevat meer oude opnamen van bluesmeesters dan je in je leven kunt luisteren. Nu kan ik, als ik op een forum iets lees over een nummer dat ik niet ken, de naam intikken in deze enorme online muziekbibliotheek. Meestal staan me dan meteen meerdere opnames ter beschikking. Alle grenzen tussen mijn cultuur en die van andere werelddelen vallen op die manier langzaam weg.
Maar het web levert al lang niet meer alleen informatie. Het web is een conversatie geworden: iedereen kan een bijdrage leveren en zo niet alleen cultuur consumeren of bestuderen, maar er een deel van worden en dus de cultuur vormgeven. Zo kon het gebeuren dat ik mijn eerste lessen in het spelen van de country blues kreeg van een Noorse jurist.
Maar het duidelijkst zie je het op YouTube. Het online videokanaal staat vol met gratis gitaarlessen, van professionals en amateurs, voor mensen die de blues willen spelen. Velen willen het resultaat van al hun inspanningen dan ook laten zien. Sommigen bereiken daarbij grote hoogte (een Vlaamse gitaarverzamelaar die zich Daddy Stovepipe noemt beschikt over een techniek waar veel professionele muzikanten niet aan kunnen tippen – zie de video hieronder), voor sommigen blijft het bij goede bedoelingen.
Maar daar gaat het niet om. Het gaat erom dat de country blues, in eerste instantie door de herontdekkers en later dankzij de internetfanatici, weer levende muziek is geworden. De Oude Meesters beïnvloeden ook weer een nieuwe generatie muzikanten. Luister maar eens naar The Black Keys, The White Stripes, The North Mississippi Allstars of de Nederlandse Death Letters. Dat jonge punkduo mocht een paar jaar geleden in De Wereld Draait Door komen uitleggen wie Son House was.
Zo komt de blues, mede dankzij de idioten op het web, af en toe weer boven in de populaire cultuur.
En misschien, heel misschien, na heel veel oefenen, maak ik ook nog wel eens zo’n video’tje. Niet omdat ik zo’n geniaal musicus ben, maar omdat het fijn is om deel van een traditie te zijn.
Leave a Reply