Een verplichting die hoort bij het zijn van VUsionair en Schrijver op Locatie van de Vrije Universiteit in Amsterdam is het schrijven van een verhaal van twaalfduizend woorden. Toen Kristien Hemmerechts – zij vervulde die functies van mei 2012 tot en met april 2013; Abdelkader Benali, Marcel Möring, Christine Otten, Renate Dorrestein en Ronald Giphart gingen haar voor, P.F. Thomése is het nu, al heet het tegenwoordig Vrije Schrijver – nadacht over het onderwerp van dat verhaal, stond België op zijn kop, omdat Michelle Martin, ex-vrouw en handlanger van zedendelinquent Marc Dutroux, een verzoek had ingediend om de gevangenis te mogen verlaten.
Kristien Hemmerechts liet zich door de actualiteit leiden, kroop in het hoofd van Michelle Martin, probeerde zich voor te stellen hoe zij op het moment dat zij wellicht en onder voorwaarden in vrijheid gesteld zou worden naar de daden van haar ex-man en haar eigen aandeel daarin kijkt en schreef Uitgespuwd.
Dat in het hoofd kruipen is essentieel: want de Michelle Martin die Kristien Hemmerechts laat zien, is een fictieve Michelle Martin gezien door de ogen van een eveneens fictieve Michelle Martin. Die Michelle Martin stelt zich teweer tegen de beeldvorming die er door de media en door de ophef over ‘de zaak Dutroux’ over haar ontstaan is. Dat is de ondertoon van Uitgespuwd.
Zelf vindt ze namelijk dat het wel meevalt. Ze mag dan de meest gehate vrouw van België genoemd worden, in haar ogen is ze dat niet. In haar ogen is een moeder die haar kinderen vermoordt – zoals Geneviève Lhermitte, (haar verhaal wordt de fictieve Michelle Martin door Kristien Hemmerechts als vergelijkingsmateriaal geboden), maar haar naam zijn de mensen alweer vergeten – een slechter mens:
‘Ik, de meest gehate vrouw van het land, verklaar met de hand op mijn hart dat ik niet in staat zou zijn mijn kinderen de keel door te snijden. Om te beginnen ben ik niet in staat iets te plannen. Eerst regelde mijn moeder alles, en daarna zei M me wat ik moest doen.’
Dat handelen in opdracht van haar ex-man – in Uitgespuwd worden hij en hun drie kinderen aangeduid met de eerste letter van hun daadwerkelijke voornaam, zij zelf heeft geen naam, geen initiaal – is in haar ogen ook een verzachtende omstandigheid. M heeft macht over haar en – hoewel ze van de daarmee gepaard gaande vernedering en onderdanigheid ‘geniet’, het windt haar zelfs seksueel op – dat maakt hem tot degene die verantwoordelijk is.
Dat zij – dat Michelle Martin – ondanks het feit dat Marc Dutroux al in de gevangenis zat – niets deed om de twee meisjes die zich op dat moment nog in de kelder onder zijn huis – ze woonden gescheiden – bevonden, is wat haar wellicht het meest van alles verweten wordt (de honden kregen wel eten, vandaar de titel van de roman die op Uitgespuwd volgde: De vrouw die de honden eten gaf). Omdat het in de ogen van velen onbegrijpelijk is: hij was niet in de gelegenheid haar te straffen voor haar ongehoorzaamheid.
Voor haar is juist zijn afwezigheid de reden dat zij niets deed: er was niemand die haar precies vertelde hoe te handelen:
‘Als M thuis was geweest, zou ik zijn bevel hebben uitgevoerd. Hond of geen hond, ik zou het huis zijn binnengegaan en die kinderen eten hebben gebracht. Ik zou precieze instructies hebben gevraagd zodat ik niet hoefde na te denken. Wat als de kinderen mij aanvallen? Wat als ze langs mij naar buiten vluchten? Blijf ik staan wachten tot ze het op hebben? Hij zou mij een antwoord op al die vragen hebben gegeven, nog voor ik ze had gesteld.’
Alleen als het haar eigen kinderen betrof – kinderen naar wie M volgens haar niet omkeek, zelfs niet naar de dochter, terwijl hij na vier zonen naar een dochter verlangde – was ze in staat verzet te plegen en M en zijn orders te negeren.
Boven alles voelt de naamloze hoofdpersoon in Uitgespuwd zich moeder. Haar kinderen en haar moeder nemen een belangrijke plaats in in het verhaal. Ze doet zich voor als een betere moeder dan haar moeder voor haar was. Haar kinderen probeert ze alsnog te beschermen tegen de buitenwereld die hun zal stigmatiseren en te vrijwaren van elke schuld. In haar moeder ziet ze een oorzaak voor haar eigen niet-weerbaarheid. Haar moeder is er de oorzaak van dat ze een gering zelfbeeld heeft.
Weerwoord krijgt de naamloze verteller in Uitgespuwd nauwelijks. En zo ze al wordt tegengesproken – door de psychotherapeute die haar behandelt – neemt ze wat er tegen haar kijk op het gebeurde ingebracht wordt niet serieus (‘Anouk denkt dat ze mijn vertrouwen heeft gewonnen.’)
Ze mag op clementie rekenen van zuster Virginie, non in het klooster dat bereid is haar na haar vrijlating op te nemen (en via haar op Gods genade). Of de nederigheid die ze naar Bijbels voorbeeld tentoonspreidt:
‘Straks wanneer zuster Virginie komt zal ik haar vragen te gaan zitten. Ik zal een teil met water vullen en die bij haar voeten zetten. Ik zal de veters van haar schoenen losmaken en haar sokken en schoenen uittrekken. Ik zal haar voeten in de teil onderdompelen. Ik zal ze inzepen en opnieuw onderdompelen. Met mijn haren zal ik haar voeten afdrogen. Mijn blonde engelenhaar. Daarna zal ik languit voor haar op de grond gaan liggen.
“Red me”, zal ik haar vragen. “Verdrijf de duivel uit mijn hoofd, mijn hart, mijn lijf” ’
oprecht is, is de vraag. In ieder geval wordt er buiten de muren van de gevangenis aan haar oprechtheid getwijfeld.
Het is niet voor eerst dat Kristien Hemmerechts over ‘de zaak Dutroux’ schrijft. In de in 2007 verschenen roman In het land van Dutroux laat ze hoe ‘de zaak Dutroux’ een land en haar burgers mentaal ontregelde. Die roman gaat niet over ‘de zaak Dutroux’, maar het leven van de personages is er wel van doortrokken:
‘Op de dag dat hij met Stephan heeft afgesproken, ontsnapt in Neufchâteau Marc Dutroux uit het gerechtsgebouw waar hij zijn dossier inkijkt. Hij overmant de rijkswachter die hem bewaakt, pakt zijn revolver, steelt een auto. Paul hoort het nieuws in de koffiekamer op school, waar zoals altijd de radio aanstaat. De laatste les is net afgelopen en de leerlingen stromen naar buiten. De directeur vraagt zich af of hij hen zal terugroepen, maar het is te laat. De meesten hebben het gebouw al verlaten. Er dreigt ook geen gevaar. Neufchâteau is ver weg.’
‘Tien jaar geleden was hij met een vriendin in het zuiden van Frankrijk op vakantie, toen de lijkjes van Julie en Melissa in België werden opgegraven. In de vitrinekast van het plaatselijke politiebureau bleef hun opsporingsaffiche prominent hangen. Na drie dagen besloot hij even binnen te lopen om op het pijnlijke van die affiche te wijzen. Tot zijn verbijstering werd zijn interventie niet gewaardeerd. Ze zouden, zo zei de agente hautain, verifiëren of zijn verhaal wel klopte. Zijn vraag of ze het nieuws dan niet volgde, gooide olie op het vuur. Het eindigde ermee dat ze een kopie van zijn identiteitskaart maakte, want zijn bemoeizucht was verdacht. Waarom voelde hij zich zo betrokken? Hij was in de lach geschoten. “Mevrouw,” had hij gezegd, “de hele wereld voelt zich betrokken.” ’
Dat de hele wereld zich betrokken voelde, is misschien wat veel gezegd, maar ook buiten België trok de zaak aandacht. Maar alleen in België was sprake van een trauma.
Vandaar waarschijnlijk de ophef die vooral daar ontstond toen duidelijk werd waar de nieuwe roman van Kristien Hemmerechts – De vrouw die de honden eten gaf – over zou gaan. Ophef die uitbleef na Uitgespuwd, maar dat werd maar in kleine kring verspreid.
Het is ook niet voor het eerst dat Kristien Hemmerechts Michelle Martin opvoerde. Haar naam viel in De man, zijn penis en het mes – een pamflet waarin Kristien Hemmerechts de (literaire) verbeelding van seksualiteit en de plek die mannen en vrouwen daarbij toebedeeld krijgen onderzoekt: ‘Vrouwen plegen ook seksuele gewelddaden. Of ze helpen mannen – hun mannen – seksuele gewelddaden te plegen. Van sommige zijn de namen en de daden bekend: Myra Hindley, Michèle Martin, Rosemary West.’
Dat Kristien Hemmerechts na Uitgespuwd dacht dat er nog meer in dat verhaal zat – misschien wel een hele roman – moet echter niet alleen tegen die achtergrond van de werkelijkheid waarop Uitgespuwd en De vrouw die de honden eten gaf gezien worden.
Dit verhaal past thematisch naadloos in een oeuvre waarin ouders en kinderen, maar vooral vrouwen die hun positie ten opzichte van anderen moeten bepalen (waarbij macht en seksualiteit terugkerende motieven zijn) een centrale plaats innemen.
De basis van De vrouw die de honden eten gaf wordt gevormd door de monoloog uit Uitgespuwd. Veel van wat daarin gedacht wordt, is ook weer letterlijk – in een enkel geval in een licht, maar wel opmerkelijk gewijzigde vorm, zoals in het geval van het mes van Geneviève Lhermitte – in De vrouw die de honden eten gaf te lezen.
Het meer zit vooral in de context. De vrouw die de honden eten gaf bevat meer – zelf opvallend veel – feiten aan de werkelijkheid van het proces ontleend, maar ook meer achtergrond (al dan niet verzonnen) waarmee het gedrag van M en zijn ex-vrouw psychologisch verklaard (maar niet vergoelijkt) kan worden. Kristien Hemmerechts schuwt daarbij het gruwelijke niet.
Het meest in het oog springende dat anders is, is dat de vrouw een naam heeft – ze heet Odette – en dat haar kinderen andere, gefingeerde namen hebben gekregen. Een breuk om afstand te nemen van de werkelijkheid en claims te voorkomen? Zoals ook degenen die het verhaal van Geneviève Lhermitte verfilmden ingrepen in de werkelijkheid. En daar vindt Odette (en overigens ook haar naamloze evenknie in Uitgespuwd) iets van:
‘Alle gelijkenissen met ware gebeurtenissen en ware mensen berusten op toeval.
Ja, ja.’
‘Eigenlijk moet je weten wat er gebeurd is, anders begrijp je de film niet goed.’
‘Als ik zo’n film maakte, zou elk detail moeten kloppen. En duidelijk zijn.’
‘Ik zou dezelfde nauwkeurigheid eisen als het parket bij een gerechtelijke constructie. Waarom anders maak je een film?’
Daarin onder andere toont zich de bekrompenheid van Odettes geest (en vooruitlopend op de ontvangst van de roman: het onvermogen van al dan niet gepreoccupeerde lezers om een romanrealiteit te onderscheiden van de werkelijkheid).
In De vrouw die de honden eten gaf is de moordende moeder niet de enige aan de realiteit ontleende misdadiger die Odette gebruikt om haar eigen daden in een perspectief te plaatsen. Zonder zijn naam te noemen verwijst Kristien Hemmerechts naar Kim De Gelder die in een crèche twee baby’s en een leidster doodde. Na uitgebreide analyse laat Odette beide vergelijkingen in haar voordeel uitvallen.
Kristien Hemmerechts buit in haar roman de mogelijkheid uit om haar hoofdpersoon in haar eigen denkval te laten lopen door haar tegenstrijdige, onlogische en naïeve gedachten prijs te geven:
‘Soms denk ik: als ik opnieuw kon beginnen, zou ik alles precies hetzelfde doen. Je kunt in het leven niet kiezen. Je kunt niet zeggen: ik wil het hoofdgerecht, maar niet het aperitief. Of het dessert. De pousse-café. Je kunt niet zeggen: ik wil zijn kinderen, maar niet hem. Je moet via hem passeren om de kinderen te hebben. En die kinderen zijn super. Zelfs Lhermitte zou hen niet hebben vermoord.’
‘Van niets heb ik spijt. Dat is de hel, de echte hel, te weten dat ik het opnieuw zou doen. Alles zou ik opnieuw doen.’
‘De gerechtspsychiater zei dat ik onder geweldige druk stond. Ik had niet de mentale kracht om weerstand te bieden aan de continue vernederingen en manipulaties. Ik was gebrainwasht én ik slikte de verkeerde medicatie. Ik had hulp nodig, concludeerde ze. Ik zocht die in de Bijbel, maar ik had medische hulp nodig. Als ik geïnterneerd werd, zou ik die krijgen.’
‘Op dat punt ben ik schromelijk tekortgeschoten. Ik had de kinderen eten moeten brengen. Honden of geen honden, hoofdpijn of geen hoofdpijn, angst of geen angst, ik had hen moeten behandelen zoals mijn eigen kinderen, mijn eigen vlees en bloed. Daar zal ik mijn verdere leven boete voor moeten doen. ‘Ik zal er boete voor doen, niet mijn kinderen.
Mea culpa, mea culpa, mea maxima culpa.’
‘Hun foto’s hangen niet in mijn cel. Ik smeek hun niet om vergiffenis. Zij bestaan niet, zij hebben nooit bestaan. Zij zaten niet in die kelder. Het waren leugens, niets dan leugens. Hoe konden kinderen in die kleine vochtige ruimte overleven? Er was geen licht, geen lucht. En toen was er ook geen eten. Het had geen zin dat ik naar de kelder afdaalde en de deur opentrok. Er zat helemaal niemand, wat M ook beweerde, welke opdrachten hij ook gaf.
Welke vader zou kinderen daar opsluiten.’
De lezer moet zelf de conclusies maar trekken. De lezer moet zelf maar bepalen hoe geloofwaardig Odette is. En mag daarbij niet uit het oog verliezen dat het steeds Odette is die aan het woord is. Odette die haar kant van het verhaal vertelt en niet – ook in De vrouw die de kinderen eten gaf spelen de psychotherapeute en de non maar een bijrol – gecorrigeerd wordt.
‘Ze wilde niet begrijpen dat ik ook een slachtoffer was. En ben.
Als ik had gezegd wat ze hoopten te horen, had ik moeten liegen.
En ik wilde niet liegen.
Er waren geen opdrachtgevers, en ook geen netwerken. Er was geen bescherming van hogerhand. Ik had het wel fijn gevonden als wij bescherming hadden genoten. Helaas. Er was alleen M. En vriendjes van hem die onder zijn knoet leefden omdat ze verslaafd waren aan dit of dat wat hij kon verschaffen. En ik was er, zijn slavin.
Wat ik zijn slavin?
“Ze is een verstandige vrouw. Berekend en gewiekst. Sinds de eerste dag in de gevangenis heeft ze haar vrijlating zorgvuldig gepland.”
Ik kijk naar de woorden in de krant, zoals ik naar mijn foto kijk. Ben ik dat?’
(‘Ten tijde van het Dutroux-schandaal was België in twee kampen verdeeld. De believers geloofden in het bestaan van een pedofielennetwerk; de non-believers waren ervan overtuigd dat Dutroux in zijn eentje had gehandeld’, die zin vond ik in het verhaal Koninklijke moedermelk door Kristien Hemmerechts geschreven toen haar gevraagd werd om bij te dragen aan een bundel – Personalities: persoonlijke verhalen over persoonlijkheden (2005) over karakteristieke eigenschappen van persoonlijkheden. Voor alle duidelijkheid: dat verhaal gaat niet over Dutroux maar over koningin Fabiola, koningin Paola en Liliane Verhaeghe, de moeder van de schrijfster.)
‘Ben ik dat?’ vraagt Odette zich af. Ze herkent zichzelf niet. Anderen – waaronder Paul Marchal, de vader van een van Dutrouxs slachtoffers (hij komt ook in beide versies van het verhaal voor: de vrouw die op haar manier verantwoording voor haar daden aflegt heeft geen hoge pet van hem op) – herkennen in het personage van Kristien Hemmerechts de psychopate die Michelle Martin heet te zijn niet. Zij zien alleen de mens die Kristien Hemmerechts tot hun ongenoegen van haar heeft gemaakt.
Ik vind niet dat Kristien Hemmerechts van de vrouw die Michelle Martin moet verbeelden een al te menselijk iemand heeft gemaakt. Ze zet n.n. / Odette te kijk die zichzelf te kijk zet. Ze – n.n. / Odette – is een onbetrouwbare stem. Een verteller die het verhaal naar haar hand zet, en juist doordat Kristien Hemmerechts de monoloog als vorm gekozen heeft, en er dus geen tegengeluiden klinken, is duidelijk dat dit niet het hele verhaal is.
Uitgespuwd en De vrouw die de honden eten gaf zijn geen reconstructies van een misdaad. Het zijn deconstructies van een identiteit. Het ontbreekt n.n. / Odette aan een coherent zelfbeeld. En nu ga ik iets doen dat wetenschappers niet geacht worden te doen, ik citeer mezelf – althans ik citeer woorden van Kristien Hemmerechts zoals ik ze ooit optekende tijdens een interview (Ik heb de drang om iets te maken. Niet om iets mee te delen, Surplus, 2001, 15e jrg, nr. 2, een themanummer over identiteit):
‘Het hebben van een zelfbeeld vraagt meer dan alleen het plakken van een etiket. Het vraagt dat je bewust leeft, een bewuste invulling geeft aan dingen die je belangrijk vindt. Het betekent ook dat je kunt sturen. Je kunt keuzes maken. Je moet werken aan je programmapunten. En daar hoort ook bij dat je het belangrijk vindt naar mensen te luisteren. Contacten op het intermenselijke vlak te onderhouden. Je zelfbeeld gaat over je waarden, je normen en je streefdoelen.’
Anders dan zij het doet voorkomen had de ex-vrouw van Marc Dutroux – ondanks de omstandigheden – kunnen kiezen. Al kun je natuurlijk ook stellen haar niet-daden een gekozen manier van doen zijn.
‘Je hebt macht over je zelfbeeld, over de identiteit als je het zo wilt noemen. Je moet vechten om een zelfbeeld te ontwerpen. Sommige mensen slagen daar wel in, anderen niet. Dat is misschien wat volwassen worden inhoudt: in het reine komen. Jezelf aanvaarden en hopen dat de ander jou aanvaardt.’
Daar gaan de twee versies die Kristien Hemmerechts van één verhaal schreef voor mij in essentie over (en veel van haar overige werk ook): hoe mensen nooit voor honderd procent samenvallen met het beeld dat zij van zichzelf hebben, maar ook niet zijn wie en wat ze in de ogen van anderen zijn.
Van de twee is Uitgeput de meest overtuigende monoloog. Vorm en inhoud sluiten in dat verhaal van twaalfduizend woorden beter op elkaar aan dan in de roman. Voor de vorm is ook De vrouw die de honden eten gaf een monoloog, maar feitelijk wordt die eenspraak voortdurend onderbrokenling feiten en zelfs dialogen omdat de materie te complex is om 248 bladzijden lang vormvast te zijn.
Maar voor wat Kristien Hemmerechts wil – het reconstrueren van de gruwelijke gebeurtenissen vanuit haar standpunt – is de monoloog de meest zuivere vorm.
Leave a Reply