Ik heb geen verstand van gedichten. Niet dat ik geen gedichten lees. Maar als ik ze lees en er wat van vind, weet ik nooit of dat vinden wel gestoeld is op enige kennis van zaken. En dat vind ik wel een voorwaarde als je ergens iets over wilt zeggen of schrijven.
Het spreekt dan ook voor zich dat de keuze die ik voor deze Poëzieweek heb gemaakt een puur persoonlijke is. Met reputaties heb ik geen rekening gehouden.
De historische werkelijkheid
Is dit nu de werkelijkheid, deze stilte
van uitgewerkt hout in een uitgewoond huis
dat zoals geblakerd vaatwerk in vitrines
een zaak van gewicht is, door onze voorouders gemaakt?
Of dit: men leefde gebogen over akkers en houtvuren,
verloor de kiezen jong, de kinderen jong,
geleund op gereedschap met stelen loerde men
met van tandpijn scheefgetrokken smoelen
naar alles wat anders was (reizigers, mooie vrouwen).
Soms werd een hooivork in het onrustbarende gestoken.
Men rook niet lekker, men was in het algemeen
in geen enkel opzicht leeker, men sloofde wat af,
er werd in god en honderdduizend gedetailleerde zonden
geloofd,
men slachtte varkens om te eten en vreemde
omwille van de rust in het hoofd?
Leave a Reply