Van heel veel schrijvers weet ik nog aan wie ik haar/hem te danken heb. Bij Andreas Burnier weet ik dat gek genoeg niet meer. Ze staat niet op mijn leeslijst. Maar een paar jaar later schreef ik wel een scriptie over haar voor literatuursociologie (toen ik het onderwerp voorstelde zei mijn docent: ‘Dat lijkt me interessant, ik heb nog nooit van hem gehoord’). Toen had ik alles al gelezen. Het eerste dat ik kocht was haar verzamelde belletrie (het paarse boek) en haar verzamelde essays (de bruine band). Nog steeds betreur ik het dat ik haar vroege romans niet afzonderlijk heb.
‘Fenneke, welk een lastering, hoofdzonde, halsmisdaad, orensnijderij is het om over je te schrijven, je stralende wezen neer te pinnen aan een paar keiharde, leugenachtige woorden. Je zachte blonde lijf te bezoedelen met adjectieven, je peilloze nog ongevormde ziel met werkwoorden te ontmaagden. Maar er is een excuus voor mijn verraad: dat je niet bestaat, althans bestaan hebt, maar slechts het produkt bent van mijn wensen, geloof, hoop en liefde, dagdromen, zelfmisleiding, egocentrisme, loeiende begeerte, lustvolle krampen en godzalige extase.
Je bent toch de vermenging van mijn fantasie en de vele vrouwen die ik heb bezeten, bezien, begeerd, bejaagd. En zoals de goede dorpsdominee zijn satyr- en bohémienachtig tegenbeeld in zich draagt, ben jij wellicht het tegenbeeld van de vele karikaturale, neurotische, misvormde en verkrampte wezens waar ik mij (mijns ondanks) mee hebben ingelaten, wier lot ik meetors tot het einde der dagen en waarvan jij, maagd, engel, meisje, blond hemels wezen vol zoetheid en overgave, de feestelijke verlossing bent.
Ik zou er niets op tegen kunnen hebben, mits de eerste drempelvrees maar is overwonnen, de verrukkingen van de liefde met jou te beschrijven. Hoe ik je langzaam uitkleedde de eerste keer, streelde, warmde, ontdooide, tot je trillend van verwachting in mijn armen lag. Hoe er tussen ons geen sprake was van een (teleurstellend, triest) nabootsen naar vermogen van de coïtus, maar hoe het gemis, de onmogelijkheid mij in je uit te storten als een man, duizendvoudig gecompenseerd werd door de zoete verrukkingen van het lijf aan lijf veelvoudig verstrengeld zijn, het in elkaar overvloeien, hemels, onbegrensd door het eigen ik, onbelemmerd door de beperkte grenzen van de manlijke potentie, het machtig sterven in jou.’
(uit: Een tevreden lach)
Tijdens de Olympische Winterspelen in Sotsji staat er elke dag een literair fragment op Hanta waarin aan homoseksualiteit gerefereerd wordt.
Leave a Reply