Negentien kunstenaars – toonaangevend op het gebied van letteren, beeldende kunst, vormgeving, film, mode, muziek en architectuur – vormen vanaf 23 april a.s. de Akademie van Kunsten.
Jet Bussemaker, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, stuurde aan op de oprichting van een platform waar kunstenaars vanuit alle disciplines hun licht kunnen laten schijnen op de waarde en de stand van hun vakgebied. ‘De kunst krijgt hiermee de plek die het verdient; naast de wetenschap, in een eigen Akademie. Ik verwacht dat kunst en wetenschap elkaar in de Akademie zullen versterken en stimuleren. Op beide terreinen gaat het immers om originaliteit, nieuwsgierigheid en precisie; eigenschappen waar we groot mee zijn geworden en die we hard nodig hebben voor onze toekomst.’
Bij de selectie van de negentien kunstenaars die nu deel gaan uitmaken van de Akademie van Kunsten golden de volgende criteria: de kunstenaar moet zich artistiek onderscheiden hebben, in staat zijn dwarsverbanden te leggen tussen kunst, wetenschap en maatschappij, andere kunstenaars kunnen inspireren en bereid zijn een bijdrage te leveren aan de nieuwe Akademie.
Dit zijn de namen van de eerste lichting leden van de Akademie van Kunsten in alfabetische volgorde: Michel van der Aa (componist/regisseur); Colin Benders/Kyteman (musicus/componist); Anton Corbijn (fotograaf/grafisch ontwerper/filmmaker); Arnon Grunberg (auteur); A.F.Th. van der Heijden (auteur); Viktor Horsting (modeontwerper); Rolf Snoeren (modeontwerper); Francine Houben (architect); Janine Jansen (violist); Aernout Mik (video- en beeldend kunstenaar); Charlotte Mutsaers (auteur/beeldend kunstenaar); Ramsey Nasr (dichter/schrijver/acteur/regisseur); Erwin Olaf (fotograaf); Gijs Scholten van Aschat (acteur); Johan Simons (theaterregisseur); Paul Verhoeven (filmmaker); Barbara Visser (beeldend kunstenaar/filmmaker); Henny Vrienten (musicus/componist) en Jaap van Zweden (dirigent/violist).
De Akademie van Kunsten valt onder de Koninklijke Akademie van Wetenschappen (KNAW) en zal zetelen in het Trippenhuis aan de Kloveniersburgwal. Daar is nu de wetenschap thuis, maar ooit was dat de plek waar De Nachtwacht van Rembrandt hing, want van 1815 tot 1885 was het Trippenhuis ingericht als Rijksmuseum.
Daar zag Joris-Karl Huysmans het hangen. Hij schreef over het bezoek aan het Trippenhuis in 1876 in In Holland:
‘Twee ongeëvenaarde musea, het Trippenhuis en het Van der Hoopmuseum, en een derde, moderner, maar armer museum, Fodor, zullen zo dadelijk hun deuren openen. In het Trippenhuis ga je wat schoorvoetend naar binnen, want daar is de stralende Nachtwacht die op dat moment nog door een muur van je gescheiden is. Eindelijk zul je de zo veelgeprezen Rembrandt aanschouwen. Wat voor sommigen de grote droom van een heel leven is geweest, zal werkelijkheid worden. Wat zal dat doek voor gevoelens bij je opwekken? Zul je diep getroffen zijn? Zul je er ondersteboven van zijn? Is de aantrekkingskracht van dit werk zo allesoverheersend als wel beweerd wordt? Is de magie van zijn kleuren zo indringend als altijd verteld wordt? Het was meer dan ik had durven hopen. Ja, ondanks de ongerechtvaardigde aanvallen van geleerden is de nachtwacht van kapitein Banning Cocq bewonderenswaardig zonder weerga! Ik was verrukt. ’
(vertaling: Rosalien van Witsen)
Joris-Karl Huysmans is erg onder de indruk en pagina’s lang zeer complimenteus.
Maar natuurlijk is het Trippenhuis ook de plek in Het Bureau van J.J. Voskuil Het A.P. Beerta-Instituut gevestigd was, en in de werkelijkheid het Meertensinstituut.
Leave a Reply