Ik troost me met deze dichtregel van Rutger Kopland ‘wie wat vindt heeft slecht gezocht’ als ik niet vind wat ik zoek. Vinden valt niet altijd mee als je op zoek bent naar teksten die passen bij de winterse sporten die in Sotsji bedreven worden.
Toen ik het zoeken tijdelijk gestaakt had, kwamen deze woorden van Hanshans – dankzij Remco Campert, hij citeert ze in de column Achter het bonsaiboompje, opgenomen in Te vroeg in het seizoen: autobiografische schetsen) – op mijn pad:
Wil je het leven en de dood begrijpen?
Wel, vergelijk het dan met ijs en water.
Als water soms bevriest, dan wordt het ijs,
En dooit het ijs, dan wordt het weer water.
Wat al gestorven is, komt weer tot leven
En wat geboren is, zal ook weer sterven.
Water en ijs doen elkaar geen afbreuk,
Leven en dood zijn beide even schoon.
(uit: Gedichten van de Koude Berg; vertaling: W.L. Idema)
Van dat gedicht belandde ik met een gedachtesprong bij Je moet dat blijven zien:
Begrijpt het water hoe het komt dat het bevriest?
Waarom wat helder was doorzichtigheid verliest?
Je weet: het marmergrijs
Is maar een dak van ijs
Voor scholen vis op reis
Je moet dat blijven zien
Begrijpt je hart de kilte niet die binnenwaait?
Hoe kan het slapen als het eeuwig wordt geaaid?
De tranen die je liet
Smolten de pegels niet
Maar als je bloesem ziet
Dan is de vorst voorbij
Je moet dat zien in maart en mij
Je moet dat zien in jou en mij
Zo vertaalde Ted van Lieshout You must believe in spring. Ik ken het in een gezongen versie. Jenny Arean & Lucretia van der Vloot zongen het in hun theatershow.
Vandaag skaatsen ze weer. Vandaag telt het vriezend vermogen van water weer.
Leave a Reply