Gisteren zat Philippe Rogge – zoon van… de voormalig voorzitter van het Internationaal Olympisch Comité – bij Café Corsari. Philippe Rogge is ondervoorzitter van het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité (BOIC). Hij zat daar om uit te leggen waarom Nederland – net als België een land zonder bergen en ook niet verzekerd van sneeuw en natuurijs – al zeventien medailles heeft en België nog niet één. Ook hij kwam uit op infrastructuur en onderlinge competitie dankzij de commerciële ploegen (deze week wordt Rintje Ritsma daarvoor op een schild gehesen, maar ik meen me toch te herinneren dat er toen hij als eerste voor zichzelf koos van alles geprobeerd werd om dat te verhinderen).
Philippe Rogge ziet de toekomst met vertrouwen tegemoet: ‘Nederlands succes moet ons hoop geven’. Nederland bewijst volgens Rogge bovendien dat de slogan van het BOIC klopt: ‘We hebben geen bergen nodig om een medaille te halen’. Dat wij wel degelijk bergen hebben – lees: In de bergen van Nederland en luister: In the Dutch Mountains – (en de Belgen Bergen/Mons) liet hij buiten beschouwing.
Dat filmpje is overigens prachtig:
…
Ondertussen kost het succes van de Nederlandse sporters NOC*NSF heel veel geld. Medaillewinnaars kregen een bonus: de zeventien medailles die er tot en met gisteren gewonnen werden – inmiddels staat de teller op twintig – kostten de sportkoepel al € 330.000.
Anders dan in het verleden is NOC*NSF niet verzekerd tegen ‘overmatig’ succes. Schijnbaar komt het succes toch nog onverwacht. Ondanks de ambities (bij de beste tien sportlanden ter wereld willen horen) en ondanks de prestatiematrix (schaatsers mochten alleen naar Sotsji als zij een goede kans maakten een medaille te winnen).
…
Niemand die het deze week nog heeft over Russen die in de Adler Arena voor tegenwind zouden zorgen om eigen rijders te bevoordelen en het de concurrentie moeilijk te maken.
Als er al sprake is van tegenwind, dan zijn het de Nederlanders die de wind van voren krijgen vanwege hun hegemonie. Zij zouden het Olympisch schaatstoernooi gedegradeerd hebben tot Open Nederlandse Kampioenschappen.
De overmacht van de Nederlandse schaatsers op de Spelen is zo groot dat Shani Davis het al heeft over ‘getting Dutched’.
Nederland zou kennis en kunde met de wereld moeten delen in het belang van de schaatssport. Vinden sommigen. Onzin vinden anderen.
…
Dankzij de schaatsers staat Nederland hoog in het medailleklassement. Of het nu gemeten wordt naar absoluut aantal of naar ‘kleur’: ‘we’ doen het tot nu toe goed en steken we grote (sport)landen naar de kroon. Niet slecht voor zo’n ‘klein’ landje.
Maar wat is ‘klein’? Klein is een subjectief begrip.
Op basis van het aantal gewonnen medailles tot en met gisteren werden maakte Richard Florida in The Atlantic twee alternatieve ‘medaillespiegels’ op. Eén waarin het aantal inwoners van een land leidend is, en één waarbij het bruto binnenlands product bepalend is.
Gemeten naar het aantal medailles per tien miljoen inwoners moet Nederland Noorwegen, Slovenië en Letland voor zich dulden (Zweden, Zwitserland, Oostenrijk, Wit-Rusland, Canada en Tsjechië halen in dat klassement ook de top 10).
In de rangorde waarbij het bruto binnenlands product het uitgangspunt is, is Nederland vijfde na Slovenië, Letland, Wit-Rusland en Noorwegen, maar voor Tsjechië, Oostenrijk, Zweden, Kroatië en Zwitserland.
(De top Tien op dat moment was in absolute aantallen medailles gemeten: 1. Nederland, 2. Rusland, 3. Verenigde Staten, 4. Noorwegen, 5. Canada, 6. Duitsland, 7. Zweden, 8. Oostenrijk, 9. Zwitserland, 10. Frankrijk)
…
Dat anders kijken naar de geleverde sportieve prestaties sluit aan bij ideeën die uiteengezet worden in het boek over ontwikkelingsbeleid dat ik op dit moment aan het lezen ben. In Mogelijkheden scheppen: een nieuwe benadering van de menselijke ontwikkeling betoogt Martha Nussbaum – net als in Grensgebieden van het recht: over sociale rechtvaardigheid, maar nu voor een groter publiek – dat het geen recht doet aan de menselijke waardigheid en de ontplooiingskansen van individuele burgers om de welvaart en kwaliteit van leven in een land af te meten aan een grootste gemene deler als het bruto binnenlands product.
In plaats daarvan pleit zij voor een capability-benadering (in Grensgebieden van het recht werd dat nog vermogenbenadering genoemd, maar inmiddels is het woord capability voldoende ingeburgerd).
Overheden moeten zich actief inspannen om iedere burger op de punten die zij als de tien essentiële capabilities beschouwt – leven; lichamelijke gezondheid, lichamelijke onschendbaarheid; zintuiglijke waarneming, verbeeldingskracht en fantasie; gevoelens; praktische rede; sociale banden; relaties met andere biologische soorten; spel en vormgeving van de eigen omgeving – garanties te bieden om die capabilities naar vermogen te ontwikkelen, waarbij een drempelwaarde gegarandeerd wordt.
De drempelwaarde is niet voor elk land en iedere burger gelijk. Belangrijk is dat een burger de kans krijgt keuzes te maken en zelf kan en mag bepalen hoe hij zijn capabilities vormgeeft.
…
De alternatieve medaillespiegels in The Atlantic corrigeren het beeld dat een land met veel inwoners per definitie in het voordeel is en bewijzen dat welvaart de doorslaggevende succesfactor is.
Een grote vijver om talenten uit te vissen, is niet genoeg. Een goed draaiende economie geen garantie.
Er zijn andere factoren die een rol spelen. In Nederland zijn dat – zoals Philippe Rogge, maar hij niet alleen, constateerde – infrastructuur en onderlinge concurrentie.
Beide zijn het gevolg van gericht beleid.
…
Topsport is een uitzonderlijke en extreme vorm van menselijke ontplooiing, en topsportbeleid niet te vergelijken met het doel dat Martha Nussbaum voor ogen staat en de schaal waarop in dat geval de ontwikkeling van de meest elementaire menselijke behoeften – waardigheid en zelfrespect – vorm moet krijgen.
Maar de resultaten tijdens de Olympische Spelen – tussentijds gemeten – wijzen erop dat deze vorm van capability-benadering vruchten afwerpt.
Tegelijkertijd kan uit die resultaten ook worden afgeleid dat alles staat of valt bij het herkennen van de noodzaak en de bereidwilligheid om te investeren en het afstand doen van (schijn)zekerheden. Op lauweren rusten is er – net als in de sport – niet bij.
Leave a Reply