De slogan van de Belgen deze Spelen was: ‘We hebben geen bergen nodig om een medaille te halen’. Dat mag zo zijn – en als dat zo is, geldt dat zeker voor Nederland – maar vandaag gaan er toch nog een stuk of wat sporters van TeamNL bergafwaarts. Letterlijk, tot de praktijk anders uitwijst. Vier tegelijk in een bobslee en twee één voor één op een snowboard. (Voor die twee is het inmiddels afgelopen, zij gingen redelijk roemloos af door een zijdeur.)
(Dat er ook nog twee trio’s rondjes draaien op een parcours zonder verval, laat ik even buiten beschouwing)
Tijd om na te denken waar ze mee bezig zijn hebben ze tijdens het afdalen niet. Laat staan dat ze onderweg stil kunnen staan bij wat het leven hun tot nu toe gebracht heeft.
Van het lezen van The Prelude or, Growth of a Poet’s Mind; An Autobiographical Poem / De Prelude; of Groei des Dichters Geest – zo noemde zijn vrouw het, zelf had hij het over Gedicht (titel nog niet vastgelegd) opgedragen aan Coleridge – kan al helemaal geen sprake zijn. Dertien ‘boeken’ lang duurt het zelfonderzoek als dichter van William Wordsworth namelijk.
Ook William Wordsworth gaat op enig moment – op de grens van het vijfde en het zesde boek: het vijfde heet Boeken, het zesde Cambridge en de Alpen – bergafwaarts:
Wij haastten ons bergafwaarts
En kwamen, samen met de weg die we eerst
Hadden gemist, in een smalle kloof. Beek en weg
Waren medereizigers in deze mistroostige pas,
En met trage tred reisden wij verscheidene uren lang
In hun gezelschap. De onmetelijke hoogte
Van bossen die wegkwijnen om nooit te verdwijnen,
De aanhoudende uitbarsting van watervallen,
En overal langs de holle kloof wind
Door wind gehinderd, verbijsterd en verloren,
De stortvloeden die uit de helderblauwe hemel vielen,
De rosten die dicht bij onze oren mompelden –
Zwarte druilerige stenen die ons langs de weg toespraken
Alsof er een stem in hen school – het schokkende beeld
En duizelingwekkende uitzicht van de wilde stroom,
De ongebonden wolken en de ruimte van de hemelen,
Tumult en vrede, de duisternis en het licht,
Waren samen als de werken van één geest, de trekken
Van hetzelfde gelaat, de bloesems op eenzelfde boom,
Tekens van een grote apocalyps,
De beelden en symbolen van eeuwigheid,
Van eerste, en laatst, en midden, en zonder einde.
(wie het fragment vertaalde weet ik niet, ik plukte dit fragment van een website waar noch de bron noch de vertaler vermeld werd)
Ik neem aan dat veel van wat deze reizigers onderweg ondervinden de sporters bespaard zal blijven.
Voor wie Wordsworth op zijn eigen merites wil beoordelen hier het fragment in his own words (en hier staat de hele The Prelude or, Growth of a Poet’s Mind; An Autobiographical Poem):
Downwards we hurried fast,
And, with the half-shaped road which we had missed,
Entered a narrow chasm. The brook and road
Were fellow-travellers in this gloomy strait,
And with them did we journey several hours
At a slow pace. The immeasurable height
Of woods decaying, never to be decayed,
The stationary blasts of waterfalls
And in the narrow rent at every turn
Winds thwarting winds, bewildered and forlorn,
The torrents shooting from the clear blue sky,
The rocks that muttered close upon our ears,
Black drizzling crags that spake by the wayside
As if a voice were in them, the sick sight
And giddy prospect of the raving stream,
The unfettered clouds and region of the Heavens,
Tumult and peace, the darkness and the light
Were all like workings of one mind, the features
Of the same face, blossoms upon one tree;
Characters of the great Apocalypse,
The types and symbols of Eternity,
Of first, and last, and midst, and without end.
Leave a Reply