Anton Dautzenberg mag dan provocatief proza produceren, hij kent zijn klassieken. Dat ik af en toe iets herken of meen te herkennen bewijst dat ik nog veel moet lezen.
Maar ook zonder het motto dat Dautzenberg het verhaal Steen meegeeft – ‘[…], en dat de gemiddelde Nederlander jaarlijks iets meer dan twee liter wijn konsumeerde. “Wat zeg je daarvan, Bul: ruim twee liter per jaar.” “Je vraagt je af waar ze het laten.” (uit: Veertien etsen Van Frans Lodewijk Pannekoek Voor Arbeiders Verklaard van Gerard Reve) – zou ik die klassieker – en zelfs zinnetjes daarin voorkomend – herkend hebben.
Veertien etsen Van Frans Lodewijk Pannekoek Voor Arbeiders Verklaard verscheen in 1967. De tekst van Gerard Reve en de etsen van Frans Pannekoek hebben niet zo heel veel met elkaar te maken. Reve doet in Veertien etsen Van Frans Lodewijk Pannekoek Voor Arbeiders Verklaard verslag van een middag doorgebracht in het gezelschap van Bullie van der K., de naam waaronder Frans Pannekoek wel vaker voorkomt in het werk van Reve (die naam dankte Pannekoek aan Fritzi ten Harmsen van Beek: ‘die vindt mij al jaren lang een bul en die K. komt van het ideale woord “knaak”, omdat ik nooit centen heb en “knaak” een erg fijn woord vind’).
Een middag die opgaat aan liederlijk drinken en het daarbij horende dom ouwehoeren, maar eindigt in somberen over het leven.
De ontmoeting in Steen vindt later op de dag plaats, maar er wordt ook stevig gedronken – één fles meer dan bij Reve – en het gaat ook tijdens dit gesprek over ditjes, datjes en kunst die het verdient gezien te worden (en kunst die het niet verdient zo genoemd te worden). Wat de verteller wil is de etsen die door Steen verborgen worden gehouden –
‘Steen is niet alleen een broodtekenaar. Overdag werkt hij voor het Bestel, met licht. ’s Nachts, in het diepste geheim, tekent hij zijn demonen. Mijn vriend schaamt zich voor zijn donkere fantasieën. Ook ik heb ze nog nooit mogen zien, en dat zegt wel iets. Hij vertelt er wel eens over, na een paar flessen wijn, mar dan altijd in uiterst zuinige bewoordingen.’
– zien (en openbaren).
Zoals ook Reve er op uit was via Veertien etsen Van Frans Lodewijk Pannekoek Voor Arbeiders Verklaard bekendheid te genereren – misschien primair voor Pannekoek maar zeker ook voor zichzelf. Veertien etsen Van Frans Lodewijk Pannekoek is een sterk staaltje zelfrepresentatie, vindt Edwin Praat die in zijn dissertatie Verrek, het is geen kunstenaar: Gerard Reve en het schrijverschap onderzoekt hoe hard Gerard Reve aan zijn imago werkte.
Veertien etsen van Frans LodewijkPannekoek Voor Arbeiders Verklaard is volgens Edwin Praat namelijk niet alleen een literaire tekst, maar ook een marketinginstrument. Hij beschrijft ‘hoe Reve zowel in deze tekst als in de publiciteitscampagne die hij voor Pannekoek opzette zondigde tegen het belangrijkste dogma van de paradigmatische kunstwereld: (voorgewende) belangeloosheid.’
Reve zet in Veertien etsen van Frans LodewijkPannekoek Voor Arbeiders Verklaard de kunstenaar Pannekoek neer. En via hem ook zijn met Pannekoek contrasterende zelf:
‘Ondertussen toont Reve in Veertien etsen natuurlijk niet alleen Pannekoek aan den volke, maar ook zichzelf. Zoals zo vaak pendelt zijn zelfrepresentatie tussen de polen van bohémien en burger. Soms verbindt hij zich opzichtig met de bohémien tegenover hem, een verbintenis die zich vooral uit in een gezamenlijke afkeer van de buitenwereld, melancholie en ongelimiteerde wijnconsumptie. Op andere momenten contrasteert hij ermee. Net als in Brief in de nacht geschreven bespot hij in Veertien etsen Bullies “artistieke” idiolect. Met zijn bekendheid bij het grote publiek, commercieel succes en zakelijk instinct onderscheidt Reve zich van Bullies anonimiteit, passiviteit en diens halfslachtige pogingen om zijn werk aan de man te brengen. En hoewel Reve en Bullie zich beiden tegen de buitenwereld keren, is het vooral Reve die het principe van de omgekeerde economie aan de kaak stelt, dat de kop op lijkt te steken zodra die buitenwereld met kunstenaars in contact komt. En, ten slotte: Reves neiging tot planning en orde contrasteert met Pannekoeks chaos en desorganisatie.’
Ook in Steen wordt een vriend uitgetekend en geeft de verteller indirect het nodige over zichzelf prijs. Het verhaal vertelt niet wat de verteller doet, maar als hij het over Steen heeft, noemt hij hem een ‘kunstbroeder’ en er is sprake van het onderhouden van literaire netwerken, dus wie weet is de verteller van het verhaal Dautzenberg zelf wel.
Steen is anders dan Pannekoek niet afhankelijk van anderen die zijn werk onder de aandacht van het grote publiek brengen. Dat kan Paul van der Steen al heel lang heel goed zelf.
Dus nee: Dautzenberg staat niet tot Steen zoals Reve staat tot Pannekoek.
Voor een breuk tussen Dautzenberg en Van der Steen hoeven we (dus) niet te vrezen. Of Paul van der Steen moet daar uit zelfbescherming voor kiezen. Maar daar ziet het gezien hun samenwerking tot nu toe niet naar niet.
De verklaring die Dautzenberg bij wijze van verantwoording in En dan komen de foto’s ‘A.H.J. Dautzenberg heeft Paul van der Steen zijn verontschuldigingen aangeboden voor het ontvreemden van zijn illustraties. Steen heeft die geaccepteerd en toestemming gegeven voor publicatie. Echte vriendschap’ dient gelezen te worden als een excuus-Excuus.
Dautzenberg kent zijn klassieken. En wat er over die klassieken geschreven wordt. Dat bewijst hij met het stuk Edwin Praat over Steen dat sinds 29 januari op zijn site staat. Daarin laat hij zich over zichzelf uit:
‘Reve verklaarde ooit geen bladzij te voltooien, zonder tenminste een keer aan Nescio te hebben gedacht. Met Steen laat Dautzenberg op iedere bladzijde zien hoezeer hij aan Reve schatplichtig is. Hij doet dat in een verhaal dat zich laat lezen als een pastiche op Veertien Etsen, maar vooral ook als een eresaluut aan Gerard Reve en een van de mooiste teksten die deze naliet. Bovendien is het een loflied op de vriendschap; een vriendschap tussen twee mannen die elkaar lief vinden en aan elkaars onderbroeken mogen snuffelen.’
Hij vergeet Edwin Praat te laten zeggen dat Dautzenberg net als zijn grote voorbeeld aan zelfrepresentatie doet en hard op weg is om Reve te overtreffen als het gaat om mystificaties en imagebuilding. Dat het aanbeveling verdient om de teksten van A.H.J. Dautzenberg niet alleen als literaire tekst, maar ook als marketinginstrument te lezen en bestuderen.
PS. Reve schreef niet alleen over maar ook aan Frans Pannekoek. In Brieven aan Frans P. 1965-1969 schrijft hij op 25 oktober 1967: ‘Ik heb geen flauw idee wat of Mies en Leen met mij willen, maar ik wel er voor jou reklamies alles uithalen, uit die uitzending van 10 November dus. Ik zie iedere keer opnieuw tegen elke onderneming op, maar het loopt tot nu toe altijd weer goed af.’
Reve was met het oog op het verschijnen van Veertien etsen Van Frans Lodewijk Pannekoek Voor Arbeiders Verklaard uitgenodigd voor Mies-en-Scène. Hoewel hij doet voorkomen dat het initiatief van Mies Bouwman en Leen Timp uitging, in het tweede deel van zijn biografie – Gerard Reve: Kroniek van een schuldig leven. 2. De ‘rampjaren’ 1962-1975 – beschrijft Nop Maas hoe hard Reve zijn best deed om op zijn voorwaarden te verschijnen.
Op 22 november 1967 schrijft hij: ‘Aanstaande Zaterdag stat er een – waarschijnlijk juichende – recensie in de Nieuwe Rotterdamse Courant. Intussen ben ik druk bezig gedaan te krijgen, dat al het geld voor de uitzending van 8 December [dat werd uiteindelijk de uitzenddatum van Mies-en-Scène, lw] integraal naar jou toe gaat.
Morgen verschijnt het boek.’
Hoe hoog dat honorarium was. Nop Maas vermeldt het niet, maar Gerard Reve ontving voor een eerder optreden in Mies-en-Scène fl. 150,- (dat bedrag zal hij ook bij een volgend aantreden ontvangen).
Edwin Praat says
Beste Liliane Waanders,
Een kleine correctie op je column over Dautzenberg, Steen, Reve en Pannekoek. Het stuk ‘Edwin Praat over Steen’ dat op de website van Dautzenberg staat, is niet door Dautzenberg, maar door mij geschreven. Dat had je niet alleen kunnen afleiden uit de titel, maar ook uit het feit dat mijn naam onder mijn stuk staat. Ik begrijp dat je in de wondere wereld van Dautzenbergs hele en halve mystificaties gemakkelijk op het verkeerde been gezet wordt, maar Dautzenberg laat mij in dit stuk dus niets zeggen, ik zeg het allemaal zelf.
Met hartelijke groet,
Edwin Praat (en niet Anton Dautzenberg)
Liliane Waanders says
Noem dat maar een kleine correctie!