Ik zou ook wel eens willen vertellen dat er een atalanta op mijn tuintafel geland is. Maar ik heb geen tuin en dus ook geen tafel. En had ik die wel dan weet ik niet of ik die atalanta wel zou herkennen. Ik zou een vlinder zien. Zoals ik bomen zie en vogels.
Ik overdrijf. Ik kan echt een berk wel van een beuk, een krokus van een narcis en een mus van een mees onderscheiden. Maar dan weet ik weer niet wie de pimpel en wie de kool is. Er is een ezelsbruggetje: de een draagt een stropdas en de ander niet. Maar als het er op aankomt, weet ik weer niet wie van de twee de bandeloze is.
Ik overdrijf weer. Maar toch. Als ik op zondagmorgen in bed naar Vroege vogels luister – toen ik klein was dacht ik dat het programma Voer voor vogels heette – ben ik me er steevast van bewust dat ik niet zo veel verstand van natuur heb, terwijl ik er toch heel erg van kan genieten.
Omdat ik te weinig weet om de Fenolijn te bellen (en bovendien geen tuin heb), citeer ik hier met plezier het Natuurdagboek 1946-1955 van Nescio. In die periode meldt hij twee keer wat hij op 2 maart doet. In zijn tijd bestond de Fenolijn nog niet, maar zijn waarnemingen zouden er niet misstaan hebben:
Dinsdagmiddag 2 maart [1948]
Naar het Kalfje heen en weer op de fiets, om even na vijven aan het Kalfje, daar een kop soep gedronken, gekeken door een achterdeur met kleine ruitjes naar de zon, die in de boomen achter het huis stond en in het asphalt van de Kalfjeslaan schitterde. Teer nevelig. Er zijn nieuwe boompjes gezet aan de Kalfjeslaan, de man zei: verleden jaar al. Koud en toch teer weer en poort van de lente. De boomen van Amstelrust tooverachtig. Later werd de mist rauw en de wereld onherbergzaam. Ruim 6 uur thuis. Boven Amsterdam stukgevaren ijs in de Amstel (19 Februari is het gaan vriezen, alles is achteruit gezet, toch dooit het al weer verscheidene dagen, nog geen reigers op Frankendael, de merels zingen nog niet.).
2 maart [1952]
Zondagmiddag op de fiets heen en weer naar het Kalfje. De lucht spoedig geheel bedekt, met nog even een zon als een maan en toen nix meer. Sneeuwklokjes. ‘LENTE’ van sneeuwklokjes aan den Amstel. Ruim 6 uur thuis. Amstelrust en even een merel.
Terwijl ik dit zit te tikken hoor ik Kees Heij vertellen over het Moluks grootpoothoen. Dat stemt weemoedig. Want het was Kees Heij die Rascha Peper van de nodige informatie voorzag voor haar postuum verschenen roman Handel in veren waarin het Bruijns boshoen een hoofdrol speelt.
Leave a Reply