Eens per week is mooi, maar het mag best een beetje meer zijn
Sinds ik in Te vroeg in het seizoen: autobiografische schetsen de ene na de andere column van Remco Campert kon lezen, ben ik alweer een aantal weken veroordeeld tot eens per week.
Eén per week, dat is de frequentie die Remco Campert aanhoudt. Tot twee weken geleden schreef hij ze voor Boeken., de boekenbijlage van de Volkskrant en tegenwoordig voor Sir Edmund, de multidisciplinaire weekendbijlage van dezelfde krant (en daarvoor… daarvoor schreef hij ze ook al, maar toen stonden ze in een andere omgeving en hoefden ze niet over boeken te gaan).
Remco Campert houdt zich met gemak staande, in welke omgeving zijn columns ook worden afgedrukt. Maar voor de beleving van de lezers maakt het wel degelijk uit, waar hij de columns aantreft. Over Sir Edmund kan ik nog niet goed oordelen, alleen constateren dat ze er nog niet uit zijn of Campert links of rechts moet en dat zijn columns weer een duidelijke titel hebben (die in Boeken. begonnen onnadrukkelijk, de laatste tijd met ‘In’, veel van de nu in Te vroeg in het seizoen gebundelde columns met steeds een van die letters van het alfabet). Bovendien heb ik zelf mijn weg nog niet gevonden in de gebundelde bijlagen.
Toen ze nog in die alleen maar boekenbijlage stonden, fungeerde de column van Campert als rustpunt. Te midden van het tumult van de literaire actualiteit en meningen die in verhouding tot het aantal beschikbare tekens veel te stellig klonken, stond daar Remco Campert die wel degelijk iets vond, maar er steeds opnieuw in slaagde om de aandacht van dat vinden van af te leiden. Remco Campert deed net alsof zijn stukjes als door het toeval geleid ontstonden. Er gebeurde iets, hij ontmoette iemand, hij las een verhaal of een gedicht, schreef er over, en liet het lijken alsof hij dat uit de losse pols deed.
Te vroeg in het seizoen: autobiografische schetsen spreekt die schijnbare nonchalance tegen, maar zonder afbreuk te doen aan de lenigheid van des schrijvers geest. Remco Campert heeft wel degelijk een programma, maar dan een programma dat meer om het lijf heeft dan een gemiddeld format. Het herlezen – wat dat was wat ik feitelijk deed – van de columns in een groter verband maakt duidelijk dat ze opgebouwd zijn rondom een aantal constanten. .
Een kleine wereld. Ingesleten gewoonten. ‘Degene die ik liefheb’. De zorgen van een zzp’er. Huldeblijken aan vakgenoten. Met de nodige reserve gebrachte reclame voor de eigen nering. Terloopse verwijzingen naar wat gelezen en gebleven is. Dat zijn terugkerende thema’s.
Maar tot de constanten horen zeker de zinnen die door Remco Campert zo vakkundig aaneengesmeed worden dat het nog niet zo eenvoudig is om de schoonheid en de doelmatigheid van die zinnen met voorbeelden te illustreren. Bij Remco Campert is het geheel groter dan de som van de afzonderlijke zinnen. Remco Campert is bij uitstek en synergetisch schrijver.
Het valt niet mee om zinnen te vinden die volledig op zichzelf teruggeworpen net zo veelzeggend zijn als in gezelschap, maar hij schrijft ze wel, getuige deze zeven (tussen haakjes de column waaruit ik de zin heb gelicht):
‘Het grote overzicht is nooit het mijne geweest, maar details zijn nu wel erg belangrijk geworden’ (Neus en snoep)
‘Ik bleef achter met het vermoeden van een droom in mijn handen, dat eruitzag als een donkerbruin jasje.’ (Ik associeer me de dag door)
‘Ik ben bang voor het kraken van de bliksem vlak boven ons dak en klamp me vast aan de volwassenen.’ (Herinneringen)
‘ “Ik wandel en kom boven,” noteerde ik een tijdje geleden toen ik na een korte depressie het licht weer zag.’ (Groene watergong)
‘Wat mij in mijn werkelijkheid dwarszit, is wat ik vergeten ben en toch gebeurd moet zijn.’ (De vorige eeuw)
‘Meisjes werden door mij op veilige afstand bemind.’ (De meisje van)
‘Het fietsen heb ik opgegeven, uit zucht om mijn eigen leven te behouden en dat van de voetgangers te sparen.’ (Fiets)
Soms zijn de zinnen gewoon mooi van zichzelf, maar wat ze ook zo goed doen is de draak steken met. De draak steken met taal die zo gevestigd is dat ze zich op het clichématige af presenteert. Campert kan heel goed uit te voeten met afgekloven zinnen en zegswijzen: hij blaast ze nieuw leven in.
Zijn zinnen steken ook de draak met ouderdom die met gebreken komt, zeker de zinnen die het midden houden tussen weemoed en zelfspot.
Wat voor die zinnen geldt – de synergie – geldt dus ook voor Te vroeg in het seizoen: autobiografische schetsen als geheel. Samen winnen de columns aan zeggingskracht en worden ze een – niet de – autobiografie van een man die wat mij betreft nog lang kort van stof mag zijn.
De foto van Stefan Vanfleteren die van de voorkant van Te vroeg in het seizoen: autobiografische schetsen doorloopt naar de achterkant sluit zo wonderlijk mooi aan op de toon van de columns, dat het bijna jammer is dat er vormgeving aan te pas kwam. Vandaar hier de foto in volle glorie:
Leave a Reply