Naar de rivier: een reis onder het oppervlak – Olivia Laing
Ik was acht toen ik voor het eerst bezweek voor de commercie. In een boekwinkel in Roermond koos ik het kinderboek dat aangeprezen werd als ‘Het beste kinderboek van het jaar’. Dat het de Gouden Griffel had gewonnen, liet de boekwinkel natuurlijk niet onvermeld. Dat boek moest en zou ik hebben. De dag dat ik Het malle ding van bobbistiek van Leonie Kooiker kreeg, had ik het ook al weer uit…
Sinds Het malle ding van bobbistiek wil ik aan het water wonen.
‘Bobbie woont aan de rivier, de grote rivier, waardoor al het water van de Rijn en de Maas naar Rotterdam stroomt. Bijna alle schepen die van Rotterdam het binnenland in varen, komen langs zijn huis en hij moet iedere dag met een pont naar school. Natuurlijk spelen Bobbie en zijn broertjes altijd aan de waterkant. Ze weten steeds wanneer het eb en vloed is, maar hoe laat het is, weten ze meestal niet. Voor jongens die bij de rivier geboren zijn is het erg moeilijk op tijd thuis te komen, want ze hebben dat zwerverachtige. Je kunt er niets aan doén als je dat hebt; het komt van de meeuwen op de wind en de schepen op de golven.’
Eigenlijk woonde ik toen al een beetje aan het water. Het bos tegenover ons huis werd doorsneden door drie slootjes en daarachter slingerde de Schwalm zich langs lage oevers van ergens naar nergens. Alleen: dat bos was voor mij verboden terrein. Tot het eerste slootje mocht. Die strikte regel verkleinde de kans op af en toe een salamander.
De Schwalm zag ik maar zelden. Alleen als een oom en tante die graag wandelden kwamen logeren, liepen we langs het water naar de Lüttelforster Mühle om daar een kop koffie te drinken. Ik kreeg dan limonade met of zonder prik. Op de terugweg zorgde ik voor oponthoud. Ik moest unbedingt nog een keer een takje of een blaadje in het water gooien.
Misschien was het helemaal niet Het malle ding van bobbistiek maar de onbereikbaarheid van het stromende water dicht bij huis dat mijn verlangen naar rivier aanwakkerde.
Hoe dan ook. Ik heb met veel plezier in de buurt van een rivier gewoond waar in de zomer de uitwaarden onderliepen en vissen verdwaalden in het gras. Tegenwoordig kan ik als ik naar het noorden kijk een strook water zien die oud en nieuw land van elkaar scheidt. Er is licht dat dat water heel voordelig kan doen uitkomen, maar toch kan dat water niet op tegen rivieren die al dan niet traag door een al dan niet oneindig landschap gaan.
Olivia Laing houdt ook van rivieren. Hoewel haar liefde zich vooral manifesteert in rivieren van papier:
‘De rivieren baanden zich een weg door werelden die tegelijk echt en onecht waren; ze welden op uit bronnen en fonteinen en mondden uit in weidse open delta’s en moerassen. Ze stroomden door Dickens, George Eliot en de Bijbel en namen lijken en baby’s in mandjes mee. De Say en de Floss waren erbij, Conrads glinsterend zwarte Congo, de snelle forellenstormen van Hemingway en Maclean, de Mississippi uit Huck Finn en de Theems uit The Waste Land en van Virginia Woolf. Het waren allemaal rivieren van papier, maar toch wisten ze me te benevelen, want zij waren de ware bron van mijn obsessieve liefde voor water.’
In haar boek Naar de rivier: een reis onder het oppervlak wandelt Olivia Laing van de bron naar de monding van de Ouse. Niet vanwege haar liefde voor rivieren (al houdt ze daar niet over op) of als excuus om het over al die rivieren in de literatuur te kunnen hebben (toch bevat Naar de rivier een fraaie verzameling) en ook niet vanwege de louterende werking die het wandelen heeft (al knapt ze er als net gescheiden vrouw enorm van op). Nee: ze loopt om uit te komen op de plek waar Virginia Woolf het water in liep om er niet meer levend uit te komen.
Ik kocht Naar de rivier vanwege dat verhaal.
‘In Woolfs persoonlijke idioom staat water voor een manier om zich te ontdoen van het oppervlakkige zelf – dat bowls speelde en het erg vond als een hoed commentaar kreeg – en zich onder te dompelen in een in de diepte gelegen, naamloze wereld.’
‘Wat vertelt ons deze nadruk op water? Water is mooi, maar het herbergt ook het gevaar van vernietiging. (…) Water is dus gevaarlijk en zelfs – dat ‘lijkkleurige’ dodelijk. Maar. Ik wilde me niet laten beïnvloeden door naderhand verworven kennis, wilde niet elk woord zien in het licht van wat er jaren later in de Ouse zou gebeuren.’
‘Er zijn inderdaad patronen die alleen van grote afstand waarneembaar zijn, maar om het leven zo te bezien moet er iets anders worden geofferd, want wie met de kennis van nu terugkijkt naar het verleden ziet een gebeurtenis die is gemoduleerd door een betekenis die degene die haar meemaakte is ontgaan. Ik geloof niet dat er ook maar één mens is die in de loop van zijn leven nooit eens wordt bezwaard door het gevoel afgesneden of nietig te zijn, het gevoel dat zijn daden zich in zo’n alomtegenwoordig duister voltrekken dat ze uiteindelijk misschien onsamenhangend en zinloos zullen blijken.’
‘Toch kan het belang van de verhalen over onderdompeling en verzwelging, over ten onder gaan en meegesleurd worden, niet worden genegeerd.’
Ooit stond ik aan de oever van een rivier die achteraf de verkeerde bleek haar dood te overdenken. Wist ik veel. Die rivier had geen haast. Hij – die rivier – streek langs groen dat meedeinde op wat nauwelijks een ritme was. Groen waar je ondanks dat in verstrikt kon raken.
Lopend langs weer een andere rivier die daar waar riemen regelmatig door het water gehaald werden anders heet dan in de stad waar gietijzeren kamelen al een eeuwigheid tegen een kademuur aankijken, moest ik denken aan de man die op een dag die zonnig was of niet uit varen ging en terugkwam met een verhaal.
Maar ook rivieren zonder verhaal mag ik graag. Gerimpeld en van golf gaan ze hun gang. Soms zijn ze net de zee.
(Naar de rivier werd vertaald door Laura van Campenhout.)
Naar de rivier: een reis onder het oppervlak
Olivia Laing
Amsterdam : De Bezige Bij, 2013
ISBN 978-90-234-6609-3
Dit artikel stond eerder in een andere versie op De Contrabas.
Leave a Reply